Opdracht 1 – begippen
Definities van begrippen heb je vaak nodig omdat bij uitlegvragen vaak deze definitie moet worden toegepast op een context.
Zonder heldere begripskennis loop je vaak een deel van de scorepunten mis.
Wat is de definitie van de volgende begrippen:
Opdracht 2
Opdracht 3
Door de subsidie daalt de aanbodlijn met € 2,50:
P’ = 0,1Q + 2,5
Qa2= 10P – 25
a |
In de evenwichtssituatie zonder overheidsingrijpen bedraagt de evenwichtsprijs € 11,67 bij een hoeveelheid van 66,7 mln. stuks. Het gebruik stijgt dus met 12,5% en voldoet daarmee aan de wens van de regering. |
b |
Alle 75 mln. producten moeten met € 2,50 worden gesubsidieerd. Aangezien het gebruik met 12,5% stijgt, is dat maar 0,07% per miljoen euro. |
c |
De producent haalt maximale winst indien MO = MK MK = TK’ Bij volkomen concurrentie heeft de producent geen invloed op de prijs. De marktprijs is zijn vast prijs: MO = MK TK = 0,25×212 + 2×21 + 40 = 192,25 (× 1.000 euro) = € 192.250 TW = € 70.250 |