Opdracht 1 – begippen

Definities van begrippen heb je vaak nodig omdat bij uitlegvragen deze definitie moet worden toegepast op een context.
Zonder heldere begripskennis loop je vaak een deel van de scorepunten mis.

Wat is de definitie van de volgende begrippen:

a

Complementaire goederen

b

Substitutiegoederen

Opdracht 2

a

Ek = -1,4

Bewering: “Het gaat hierbij om complementaire goederen. “

  1. de bewering is juist, want de kruiselingse elasticiteit is negatief.
  2. de bewering is juist, want kruiselingse elasticiteit is kleiner dan -1.
  3. de bewering in onjuist, want bij complementaire goederen is Ek positief.
  4. de bewering is onjuist, want bij complementaire goederen is Ek > 1
b

De kruiselingse elasticiteit tussen de prijs van product A en de vraag naar product B bedraagt -0,4.
Door een prijswijziging van product A is de vraag naar product B met 5% gedaald.

Wat is er gebeurd met de prijs van product A?

  1. de prijs van A is gestegen met 2%
  2. de prijs van A is gestegen met 12,5%
  3. de prijs van A is gestegen met 0,08%
  4. geen van bovenstaande antwoorden is juist
c

De vraag naar product A is afhankelijk van de prijs van product A, maar ook van de prijzen van de producten B en C, zoals uit onderstaande formule blijkt:
QVa = -4Pa + 0,5Pb – 0,25Pc

Uit de vergelijking blijkt dat:

  1. product A prijselastisch is
  2. de producten A en B complementaire goederen zijn
  3. de producten A en C substitutiegoederen zijn
  4. geen van bovenstaande antwoorden is juist

Opdracht 3

Apple en Samsung zijn in de EU in een felle concurrentiestrijd verwikkeld met hun topmodellen.
Op een bepaald moment zijn de volgende gegevens bekend:

  • de prijselasticiteit van de vraag naar Samsung-telefoons bedraag -0,75
  • de prijselasticiteit van de vraag naar Apple-telefoons bedraagt -0,6
  • de kruiselingse elasticiteit van de vraag naar Apple-telefoons op een prijsverandering van Samsung bedraagt 1,5
  • de kruiselingse elasticiteit van de vraag naar Samsung-telefoons op een prijsverandering van Apple bedraagt 0,8

Apple verlaagt de prijs van haar topmodel op de Europese markt met 5%.
De directie van Samsung bestudeert de mogelijke reacties op deze prijsdaling.

a

Welke conclusie kun je trekken op basis van het verschil in prijselasticiteit tussen beide merken?

b

Hoeveel procent afzet zal Samsung verliezen door de prijsverlaging van Apple?

c

Hoeveel procent afzet zal Apple winnen door de prijsverlaging?

d

Hoeveel procent zou Samsung haar prijs moeten verlagen om de afzet gelijk te houden aan de beginsituatie.

Opdracht 4

Een prijsstijging van product B van 7,5% heeft het onderstaande effect op de markt van product B:

a

Zijn de producten A en B complementair of zijn het substitutiegoederen? Verklaar je antwoord.

b

Bereken de waarde van de kruiselingse elasticiteit in deze situatie.

print