De regels van Brussel, het groei- en stabiliteitspact, kunnen een reden zijn waarom de Nederlandse overheid bezuinigt terwijl het economisch slecht gaat: het is afgesproken.
Bij de oprichting van de Europese Monetaire Unie hebben de eurolanden in het Verdrag van Maastricht elkaar beloofd de overheidsfinanciën op orde te houden. Dat betekent in de praktijk dat het financieringstekort niet meer dan 3% van het BBP mag worden en de staatsschuldquote niet meer dan 60% van het BBP mag zijn.
Deze afspraken zijn gemaakt omdat:
Het groei- en stabiliteitspact had ervoor moeten zorgen dat de economische ontwikkeling van de EMU-landen niet teveel uit elkaar zou gaan lopen. Want juist dit uit elkaar lopen (divergeren) maakte het in het verleden noodzakelijk om de munt van de zwakkere landen te devalueren, om grote problemen zoals massale werkloosheid te voorkomen. Zonder devaluatiemogelijkheid ontbreekt het enige redmiddel in zo’n situatie. Het vormen van een muntunie vereist dus dat de landen een gelijke economische structurele ontwikkeling kennen.