Experiment collectieve goederen
bron: www.expertisecentrumeconomie.nl
Doel van dit zeer eenvoudige experiment is om de leerlingen te laten ervaren:
- dat een overheid (met dwang) nodig is om collectieve goederen te kunnen produceren
- wat ‘meeliftergedrag’ betekent.
Voorbereiding
- speelkaarten (stapel sorteren, zodat per leerling 2 rode en 2 zwarte kaarten uitgedeeld kunnen worden)
- eventueel printen van een opbrengstenkaart (maar dat kan ook op een los blaadje)
Het experiment
- Iedereen in de klas krijgt vier speelkaarten. Twee zwarte kaarten en twee rode kaarten. Het maakt voor dit experiment niet uit wat er op de kaart staat, alleen de kleur is van belang.
- Een rode speelkaart is € 4 waard als je hem zelf houdt en levert iedereen € 1 op wanneer je hem afgeeft als belasting voor de collectieve goederen (want daar kan iedereen in bepaalde mate van profiteren)
- Tijdens elke ronde haalt de docent de 2 speelkaarten op per leerling, met als doel om de vrijwillige bijdrage te verkrijgen die nodig is voor het onderhouden van wegen en dijken in dit land.
- voor het goed onderhouden van de dijken en wegen is minimaal nodig: aantal leerlingen – 2 euro (dus in een klas van 20 leerlingen zijn minimaal 18 rode kaarten nodig om de wegen en dijken goed te onderhouden)
- de leerling mag bepalen wélke kaarten hij geeft (2 rode, 2 zwarte of 1rode & 1zwarte).
LET OP – de medeleerlingen mogen niet weten welke kaarten ingeleverd worden. - na het ophalen telt de docent het aantal rode kaarten en vertelt dit aan de klas.
TIP – hou een vaste volgorde aan van ophalen, zodat het teruggeven van de kaarten voor de volgende ronde soepel verloopt. - Iedere leerling mag dit aantal rode kaarten in euro’s bij zijn indiciduele opbrengst optellen (nut van het collectieve goed). Hiervoor kan eventueel de opbrengstenkaart gebruikt worden.
- Er worden maximaal 10 ronden gespeeld, maar dat kan de docent zelf bepalen.
- Na een aantal speelrondes zou je de mogelijkheid tot overleg kunnen inbouwen – zaken als betrouwbaarheid en herhaald spel kunnen dan direct worden meegenomen in de nabespreking.
Afronding
Welke conclusies kun je trekken uit je eigen gedrag en uit het gedrag van de groep? Formuleer als klas deze conclusies.