Vraag 1
Gegeven is het volgende marktmodel dat de markt van worteltjes beschrijft als een markt van volkomen concurrentie:
qa = 20
a |
Teken de collectieve vraagcurve. (neem horizontaal en verticaal 1cm = 5) |
b |
Teken de collectieve aanbodcurve (in dezelfde grafiek). |
c |
Hoeveel worteltjes worden op deze markt verkocht en tegen welke prijs? |
d |
Noem tenminste drie concrete ‘ceteris paribus-voorwaarden’ die gelden bij dit marktmodel. |
e |
Noem alle kenmerken die noodzakelijk zijn voor een markt van volkomen concurrentie. |
Vraag 2
Gegeven het marktmodel dat het gedrag van de gezamenlijke producenten en consumenten weergeeft op de markt van mobiele telefoons.
Qv = – 1,45p + 4.000 Qa = 3,2p – 1.580 |
waarbij geldt: p = prijs in euro’s q = hoeveelheid mobieltjes in 100.000 stuks per kwartaal |
a |
Tegen welke prijs worden mobiele telefoons volgens dit model verkocht? |
b |
Tegen welke prijs (prijzen) worden geen mobieltjes meer verkocht? |
c |
Teken in een grafiek dit marktmodel. |
d |
Arceer in deze grafiek het gebied dat de marktomzet weergeeft. |
Vraag 3
Gegeven het marktmodel dat het gedrag van de gezamenlijke producenten en consumenten weergeeft op de markt van volkomen concurrentie.
Qv = – 5p + 200 Qa = 7p – 20 |
waarbij geldt: p = prijs in euro’s q = hoeveelheid in stuks per dag |
a |
Bereken de totale dagomzet op deze markt. |
b |
Teken in een grafiek dit marktmodel. |
c |
Arceer het consumentensurplus. |
d |
Bereken het producentensurplus. |