De loonruimte geeft aan hoeveel procent de lonen maximaal kunnen stijgen zonder dat winsten dalen.

Deze loonruimte ontstaat wanneer:

  • de arbeidsproductiviteit stijgt.
    Als een arbeider per uur meer producten maakt, kan hij ook per uur meer geld verdienen zonder dat de productiekosten per product stijgen.

  • de verkoopprijs stijgt.
    Als er meer geld binnen komt, kan er ook meer geld uit zonder dat de winst daalt.

Een productiebedrijf heeft enkele kerngegevens van het afgelopen jaar (2020) verzameld en zet daarnaast de verwachtingen voor 2021.

  2020
(werkelijk)
2021
(prognose)
Productie en afzet (in stuks) 400.000 420.000
Verkoopprijs per stuk € 8 € 8,20
Aantal werknemers 200 200
Arbeidsproductiviteit (per jaar) ..(a).. ..(a)..
Omzet per jaar ..(f).. ..(f)..
Loonkosten € 1 mln. ..(e)..
Overige kosten € 200.000 € 215.250
Winst  ..(g)..  ..(g)..
a

Bereken de arbeidsproductiviteit voor beide jaren.

b

Bereken de procentuele verandering van de arbeidsproductiviteit in 2021 ten opzichte van 2020. Geef aan of het gaat om een stijging of een daling.

c

Bereken de procentuele stijging van de verkoopprijs in 2021 ten opzichte van 2020.

De manager van het bedrijf berekent, voordat hij begint aan de loononderhandelingen met zijn personeel, de loonruimte voor het bedrijf in 2021.

d

Bereken de loonruimte voor 2021 (in 3 decimalen).

De arbeidsmarkt is krap. De onderhandelingen leiden ertoe dat de volledige loonruimte gebruikt wordt.

e

 Bereken de (verwachte) loonkosten voor 2021.

f

Bereken de omzet voor 2020 en 2021.

g

Bereken de winst (in euro’s) voor 2020 en 2021.

Loonruimte gaat niet om absolute getallen, maar om de verhouding ten opzichte van de totale toegevoegde waarde.
Die toegevoegde waarde bestaat hier uit de som van loonkosten, overige kosten en winst.

h

Laat zien dat de winst in verhouding tot de toegevoegde waarde in 2021 inderdaad gelijk zal blijven ten opzichte van 2020.

a

Arbeidsproductiviteit is het aantal producten dat één arbeider maakt.

2020:
400.000 stuks met 200 personen = 2.000

2021:
420.000 stuks met 200 personen = 2.100

b

Van 2.000 naar 2.100
Een stijging van 100 ten opzichte van 2.000 = + 5%

c

Van € 8 naar  € 8,20
Een stijging van € 0,20 ten opzichte van € 8 = + 2,5%

d

Twee percentages optellen (verwijzen naar andere getallen, dus indexcijfers):
100 × 1,025 × 1,05 = 107,625 ⇒ + 7,625%

e

€ 1 mln × 1,07,625 = € 1.076.250

f

Omzet = prijs × afzet

2020:
400.000 × € 8 = € 3.200.000

2021:
420.000 × € 8,20 = € 3.444.000

g

Winst = Omzet – Kosten

2020:
3.200.000 – (1.000.000 + 200.000) = € 2.000.000

2021:
3.444.000 – (1.076.250 + 215.250) = € 2.152.500

h

2020:
winst = 2.000.000
toegevoegde waarde = 3.200.000
winst in verhouding tot de toegevoegde waarde = 62,5%

2021:
winst = 2.152.500
toegevoegde waarde = 3.444.000
winst in verhouding tot de toegevoegde waarde = 62,5%

Het aandeel van de winst in de totale productie is dus inderdaad gelijk gebleven.

print