Vraag 1

De eigenaar van snackbar de Lekkerbek heeft voor zijn eigen boekhouding een resultatenoverzicht van de afgelopen periode opgesteld:

a

Bereken de brutowinst van de snackbar over deze periode.

b

Bereken het gemiddelde brutowinst opslagpercentage voor de snackbar.

c

Bereken de nettowinst in procenten van de omzet.

d

Noem tenminste twee redenen waarom een gezonde nettowinst belangrijk is voor de snackbar. Verklaar je antwoord.

Vraag 2

Product Inkoopprijs Brutowinstopslag Verkoopprijs Btw Consumentenprijs
A € 3,40 100%   ..(a).. 9%   ..(b)..
B € 125   ..(c).. € 195   ..(d).. € 235,95
C   ..(e).. 40% € 84 21%   ..(f)..
D € 20   ..(h)..   ..(g).. 9% € 27,25
E   ..(j).. 150%   ..(i).. 21% € 544,50
a

Bereken de ontbrekende getallen in bovenstaande tabel.

b

Verklaar waarom het ene product een veel grotere brutowinstopslag kent dan een ander product.

Bedrijf C verkoopt in totaal 7.840 producten.
De totale bedrijfskosten in die periode zijn € 120.000.

c

Bereken de totale nettowinst van C in deze periode.

Vraag 1

a

Brutowinst = Omzet – Inkoopwaarde
Brutowinst = 116.300 – 47.100 = € 69.200

b

69.200 ten opzichte van 47.100 =
69.200/47.100 × 100% ≈ 147%

c

Nettowinst = brutowinst – overige bedrijfskosten
Nettowinst = 69.200 – 42.950 = € 26.250

Nettowinst in procenten van de omzet =
26250 / 116.300 × 100% ≈ 22,6%

d

Voorbeelden van een goed antwoord:

  • De eigenaar heeft ook voldoende inkomen nodig.
    De nettowinst is het inkomen voor de eigenaar.
  • Nettowinst kan gebruikt worden om wat reserve aan te leggen voor slechtere tijden.
  • Nettowinst kan gebruikt worden om het bedrijf uit te breiden zonder dat er extra geld geleend moet worden.
  • Als er geld geleend moet worden, (bijvoorbeeld) om het bedrijf uit te breiden, willen kredietverstrekkers (banken) weten dat ze het geld ook terug zullen krijgen. Dankzij winst kan de ondernemer aantonen dat er geld verdiend wordt waarmee later schulden terug betaald kunnen worden.

Vraag 2

Product Inkoopprijs Brutowinstopslag Verkoopprijs Btw Consumentenprijs
A € 3,40 100% (a) € 6,80 9% (b) € 7,41
B € 125 (c) 56% € 195 (d) 21% € 235,95
C (e) € 60 40% € 84 21% (f) € 101,64
D € 20 (h) 25% (g) € 25 9% € 27,25
E (j) € 180 150% (i) € 450 21% € 544,50
a
  1. € 3,40 × 2 (+100%) = € 6,80
  2. € 6,80 × 1,09 = € 7,41
  3. (195 – 125) / 125 × 100% = 56%
  4. (235,95 – 195) / 195 × 100% = 21%
  5. 84 / 140 × 100 = € 60
  6. € 84 × 1,21 = € 101,64
  7. € 27,25 / 1,09 = € 25
  8. (25 – 20) / 20 × 100% = 25%
  9. € 544,50 / 1,21 = € 450
  10. € 450 / 2,50 = € 180
b

Voorbeelden van een juist antwoord:

  • Als er in een bepaalde sector relatief veel bedrijfskosten worden gemaakt, is er ook een grotere brutowinst nodig.
  • Als er in een bepaalde sector weinig concurrentie is, kan een bedrijf makkelijker een hoe prijs vragen met extra (netto)winst.
c

Brutowinst = (84-60) € 24 × 7.840 stuks = € 188.160
Bedrijfskosten = € 120.000

Nettowinst = (188.160-120.000) € 68.160

print