Vraag 1

Van bedrijf A is gegeven:

TO = 150Q
TK = 100Q + 1.000.000

Het bedrijf heeft een productiecapaciteit van 45.000 stuks.

a

Teken de TO- en TK-lijn in één grafiek. Geef in de grafiek het BEP aan.

b

Bereken de break-even-afzet van dit bedrijf.

c

Hoeveel winst behaalt het bedrijf als er 31.000 producten worden afgezet.

Het bedrijf koopt een nieuwe machine, waardoor de totale constante kosten met € 20.000 stijgen.
Alle overige gegevens blijven gelijk.

d

Verklaar, zonder een berekening, wat er gebeurt met de break-even-afzet door deze investering.

e

Controleer je verklaring nu met een berekening.

Vraag 2

Een bedrijf verkoopt haar product voor een consumentenprijs van € 24,99.
Het product valt onder de 21% BTW.

De variabele kosten bedragen € 12,50 (exclusief BTW) per product.
De totale constante kosten bedragen € 32.000.

Het bedrijf kent een productiecapaciteit van 5.000 stuks.

a

Bereken de verkoopprijs (exclusief BTW) voor de producent.

b

Stel de TO- en TK-functie op voor deze producent.

c

Bereken de break-even-afzet.

d

Teken de TO- en TK-lijn in één grafiek en geef daarin de break-even-afzet aan.

e

Bereken de break-even-omzet.

Vraag 3

Van dit bedrijf zijn de volgende gegevens bekend:

  2018 2019
Totale opbrengst   ..(a).. € 273 mln.
Totale kosten € 120 mln.   ..(c)..
Totale variabele kosten € 100 mln.   ..(c)..
Prijs (excl. BTW) € 125  € 130
Afzet 2 mln.   ..(b)..
a

Bereken de totale opbrengst in 2018.

b

Bereken de afzet in 2019.

c

De totale constante kosten en de variabele kosten per product zijn in 2019 niet veranderd ten opzichte van 2018.
Bereken de TVK en TK in 2019.

d

Stel op basis van de gegevens van 2018 de TO- en TK-functie op.

e

Bereken de break-even-afzet in 2018 voor dit bedrijf.

Vraag 1

a
b

Er is sprake van break-even wanneer TO = TK

150Q = 100Q + 1.000.000
50Q = 1.000.000
Q = 20.000 (stuks)

c

Winst = Opbrengst – Kosten

TO = 150 × 31.000 = 4.650.000 (euro)
TK = 100 × 31.000 + 1.000.000 = 4.100.000 (euro)

Winst = 550.000 (euro)

d

Als de totale constante kosten stijgen moet het bedrijf meer producten verkopen voordat deze zijn betaald.
De break-even-afzet zal stijgen.

e

Er is sprake van break-even wanneer TO = TK

150Q = 100Q + 1.020.000
50Q = 1.020.000
Q = 20.400 (stuks)

Er moeten nu 400 stuks méér verkocht worden voordat break-even-afzet wordt gehaald.

Vraag 2

a

De consumentenprijs van € 24,99 is inclusief 21% BTW, dus 121%.
De prijs exclusief BTW = (24,99 / 1,21) € 20,65

b

TO = 20,65Q

TK = 12,50Q + 32.000

c

Er is sprake van break-even wanneer TO = TK

20,65Q = 12,50Q + 32.000
8,15Q = 32.000
Q = 3.926,4 ⇒ het bedrijf moet dus minimaal 3.927 producten verkopen (dus niet wiskundig afronden!)

d

e

TO = 20,65Q
Break-even-afzet = 3.927 stuks

TO = ‭81.092,55‬ (euro)

Vraag 3

a

Prijs = € 125
Afzet = 2 mln. stuks

Omzet = € 125 × 2 mln. = € 250 miljoen.

b

Omzet = € 273 mln.
Prijs = € 130

Afzet = € 273 mln. / € 130 = 2,1 mln. stuks

c

TK = TCK + TVK
120 mln. = TCK + 100 mln.
TCK = 20 mln. (euro)

Als in 2018 de totale variabele kosten € 100 mln zijn voor 2 mln. producten = € 50 per product.
In 2019 is er een afzet van 2,1 mln. ⇒ TVK = € 105 mln.
Daar komen dan nog € 20 mln. constante kosten bij ⇒ TK = € 125 mln.

d

In 2018 geldt:

TO = 125Q
TK = 50Q + 20 mln.

e

Er is sprake van break-even wanneer TO = TK

125Q = 50Q + 20 mln.
75Q = 20 mln.
Q = 266.667

print