Uit het herexamen van 2003.

Volgens de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) zijn Amerikanen de productiefste mensen ter wereld.

De ILO heeft berekend dat Amerikanen in 2000 per persoon een toegevoegde waarde realiseerden van $ 49.905. In Nederland bedroeg volgens de ILO in 2000 de toegevoegde waarde per persoon ‘slechts’ $ 41.453, dat is 19,6% hoger dan in 1985.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft berekend dat in Nederland in 2000 de toegevoegde waarde per arbeidsjaar $ 51.620 bedroeg, dat is 29,5% hoger dan in 1985.
Dergelijke vergelijkingen zeggen echter weinig omdat Amerikanen gemiddeld genomen per jaar 345 uur meer werken dan Nederlanders. Kijken we naar de arbeidsproductiviteit per uur, dan is Nederland in 2000 wereldkampioen met een toegevoegde waarde van $ 32,20.

Sommige economen stellen dat deze hoge arbeidsproductiviteit onder andere te verklaren valt uit het feit dat in Nederland relatief veel gebruik wordt gemaakt van arbeidsongeschiktheidsregelingen.

1

Laat met een berekening zien dat de arbeidsproductiviteit per uur in Amerika in 2000 lager is dan in Nederland.

Het aantal personen per arbeidsjaar (de p/a-ratio) bedroeg in 2000 in Nederland 1,25. In 1985 was de p/a-ratio aanzienlijk lager.

2

Bereken de p/a-ratio in Nederland in 1985.

3

Welke conclusie met betrekking tot de gemiddelde lengte van de werkweek kan uit de ontwikkeling van de p/a-ratio worden getrokken? Verklaar het antwoord.

4

Geef voor de stelling van de economen een verklaring.

1

Een voorbeeld van een juiste berekening is:

  • Een Nederlander werkt per jaar gemiddeld $ 41.453 / $ 32,20 = 1.287 uur.
  • Een Amerikaan werkt per jaar gemiddeld 1.287 uur + 345 uur = 1.632 uur.
  • In Amerika bedraagt de arbeidsproductiviteit per uur derhalve $ 49.905 / 1.632 = $ 30,58.
2

Een voorbeeld van een juiste berekening is:

  • arbeidsproductiviteit per arbeidsjaar in 1985: 100/129,5 × $ 51.620 = $ 39.861
  • arbeidsproductiviteit per persoon in 1985: 100/119,6 × $ 41.453 = $ 34.660
  • p/a-ratio in 1985: $ 39.861/$ 34.660 = 1,15
3

Uit het antwoord moet blijken dat de gemiddelde lengte van de werkweek is afgenomen; in 2000 zijn immers meer personen nodig om een arbeidsjaar ‘vol’ te maken.

4

Voorbeelden van een juist antwoord zijn:

  • Een antwoord waaruit blijkt dat door de grote deelname aan arbeidsongeschiktheidsregelingen minder-productieve werknemers uit het arbeidsproces zijn verdwenen hetgeen de gemiddelde arbeidsproductiviteit verhoogt.
  • Een antwoord waaruit blijkt dat door de grote deelname aan arbeidsongeschiktheidsregelingen de sociale premies en dus de loonkosten per werknemer stijgen waardoor bedrijven overgaan tot arbeidsbesparende investeringen.
print