Vraag 1
De omvang van de totale productie van een fabriek is afgelopen jaar met 12,5% gestegen.
In dat jaar is de gemiddelde productie per werknemer met 3% gestegen.
Vraag: effect op werkgelegenheid.
a |
Hoe zou je met ‘gewone getallen’ het aantal benodigde werknemers uitrekenen? |
b |
Bereken nu met de gegeven percentages hoeveel procent de werkgelegenheid is veranderd gedurende dit jaar. |
Vraag 2
Een onderneming wil haar prijs met 5% laten dalen.
Het bedrijf verwacht dat de omzet hierdoor met 15% zal stijgen.
Vraag: verwachting voor afzet.
a |
Hoe zou je met ‘gewone getallen’ de afzet uitrekenen? |
b |
Bereken met hoeveel procent de afzet naar verwachting zal stijgen. |
Vraag 3
Het modale inkomen in Nederland is in de afgelopen 10 jaar met 18% gestegen.
In dezelfde periode zijn de prijzen gemiddeld met 14% gestegen.
Vraag: effect op koopkracht.
a |
Hoe zou je met ‘gewone getallen’ de koopkracht van iemand uitrekenen? |
b |
Bereken nu met de gegeven percentages hoeveel procent de koopkracht voor iemand met een modaal inkomen is veranderd gedurende deze tien jaar. |
Het inkomen van Sven steeg in de genoemde tien jaar met maar lieftst 35%.
c |
Bereken met hoeveel procent de koopkracht van Sven is veranderd gedurende deze tien jaar. |