Vraag 1

a

Neem bovenstaand schema over en zet de onderstaande begrippen op de juiste plaats. Eén woord komt twee keer voor.

  • kapitaal
  • huur
  • pacht
  • rente
  • loon
  • natuur

Zoals uit onderstaande bronnen blijkt, is het aandeel van arbeid in het totale inkomen de afgelopen tien jaar gestegen.

Een journalist (2) spreekt met een directeur (1) van een grote onderneming hierover:

b

Het arbeidsinkomen in Nederland bedroeg in 2020 € 554 miljard.
Bereken hoeveel het totale vermogensinkomen in Nederland in 2020 bedroeg.

c

Zet de onderstaande economische verschijnselen in de juiste volgorde om het antwoord van meneer Baas te formuleren:

  1. stijging van het aandeel van het arbeidsinkomen
  2. daling van de werkgelegenheid
  3. minder bedrijfsuitbreidingen
  4. meer werkloosheid
  5. daling van het aandeel van het winstinkomen

Mark en Marike bespreken tijdens het avondeten dit nieuws,

d

Geef Marike’s uitleg.

Vraag 2

Lees het (ingekorte) bericht van de FNV-site.

a

Leg uit waarom een 21-jarige van deze wijziging zowel voor- als nadelen kan ervaren.

b

Wat zal er veranderen voor een supermarkt wanneer alle jongeren recht krijgen op het minimumloon? Verklaar je antwoord.

c

Zoek op welke landen in de EU geen minimumloon hebben.
Noem twee voordelen van het ontbreken van een minimumloon.

Van de FNV-site

Vanaf 1 juli geen jeugdloon meer voor jongeren vanaf 21 jaar
1 juli 2019

We did it! Vanaf 1 juli krijgen alle 21-jarigen een volwassen loon. Een 21-jarige gaat er hierdoor € 510,69 per maand op vooruit. Tot 1 juli 2019 verdienden 18- tot 22-jarigen het minimumjeugdloon. Dat is fors lager dan het minimumloon voor volwassenen. 

Toch is de strijd nog niet gestreden. Bas van Weegberg, voorzitter van FNV Jong: ‘Natuurlijk zijn we heel trots op het resultaat, maar we zijn er nog lang niet. Jongeren krijgen tot hun 21ste nog steeds geen volwassen loon. Terwijl ze wel hetzelfde werk doen als volwassenen. Uiteindelijk moeten alle 18-plussers een volwassen loon krijgen.”

Vraag 1

a
b

73% = € 554 miljard
27% = (554/73×27) €205 miljard

c

1 → 5 → 3 → 2 → 4

d

Arbeidsinkomen wordt voor het belangrijkste deel weer uitgegeven op goederen en diensten mee te kopen.
Hoe meer er wordt verdiend, hoe meer er wordt gekocht, hoe meer er moet worden geproduceerd. En daarvoor zijn extra mensen nodig.

(Vermogensinkomens gaan vooral naar de rijkere mensen. Een groot deel van dat inkomen wordt niet uitgegeven, maar gespaard.)

Vraag 2

a

Voordeel: een 21-jarige werknemer gaat meer verdienen.

Nadeel: een 21-jarige is duurder voor een werkgever en zal moeilijker een baan vinden. De werkgever kiest dan liever iemand van 20.

b

Supermarkten hebben vakkenvullers nodig. Die voortaan veel meer kosten.
Een supermarkt zal nu niet meer speciaal op zoek gaan naar jongeren, want die kosten net zoveel. De supermarkt zoekt personeel dat flexibel ingezet kan worden (en komt daardoor misschien nog steeds bij die jongere uit).
De supermarkt is wel veel meer geld kwijt aan personeel, dus de prijzen in de supermarkt zullen gaan stijgen.

c

Er zijn zes EU-landen die geen minimumloon kennen zijn Oostenrijk, Denemarken, Finland, Zweden, Italië en Cyprus.

Voordeel hiervan is dat personeel voor de werkgever goedkoop is, waardoor bedrijven gemakkelijker personeel zullen aannemen.
Omdat personeel zo goedkoop is, kunnen producten in deze landen goedkoop gemaakt worden. Deze landen hebben daarom een gunstige (internationale) concurrentiepositie.

print