a |
Bereken de waarde van de bankbiljetten die in 2018 in omloop was. |
b |
Bereken de omvang van de Maatschappelijke geldhoeveelheid in 2018. |
In Nederland kun je voor één biljet van € 100 bij McDonald’s ruim tien BigMac-menu’s kopen.
In Indonesië kun je voor één biljet van 100 Rupiah nét één hamburger kopen.
c |
Is er een verschil in nominale waarde tussen de twee genoemde bankbiljetten? Verklaar je antwoord. |
d |
Is er een verschil in intrinsieke waarde tussen de twee genoemde bankbiljetten? Verklaar je antwoord. |
e |
Waarom heb je waarschijnlijk liever een biljet van € 100 dan een biljet van 100 Rupiah? |
Vraag 2
a |
Welke functie(s) van geld herken je in onderstaande voorbeelden?
|
b |
Soagan haalt met haar pinpas € 50 uit de geldautomaat. Wat is er gebeurt met:
|
De samenstelling van de Maatschappelijke geldhoeveelheid is in de loop van de jaren sterk veranderd, zoals uit onderstaande afbeelding blijkt.
c |
Met hoeveel procent is het aandeel van giraal geld in de totale geldhoeveelheid gestegen in de beschreven 50 jaar? |
d |
Leg uit waarom vooral na de jaren ’70 het aandeel van chartaal geld in de geldhoeveelheid sneller is afgenomen. |
e |
Wat verwacht jij dat er de komende 10 jaar gaat gebeuren met het aandeel van chartaal geld in de geldhoeveelheid? Motiveer je antwoord. |