Grondlegger van de klassieke economen, Adam Smith, noemde het The invisible hand. Deze onzichtbare hand, het prijsmechanisme, stuur het economische proces. Het bepaalt welke producten er gemaakt worden, hoeveel ervan gemaakt wordt, enz…
Bij dit prijsmechanisme komen collectieve vraag (het consumentengedrag) en collectief aanbod (het producentengedrag) samen. De uitkomst van deze samenkomst is de prijs. Deze evenwichtsprijs is het sturende mechanisme in onze economie.
Allocatie is de verdeling van de productiefactoren over de productiemogelijkheden.
Het marktmechanisme en de prijs sturen de allocatie, omdat de prijs regelt hoeveel er geproduceerd moet worden en dus hoeveel productiefactoren gebruikt worden voor een bepaald product.
Klassieke economen zijn van mening dat dit prijsmechanisme zó perfect werkt dat een overheid zich er niet mee moet bemoeien. Elke overheidsbemoeienis leidt per definitie tot verstoring van het marktmechanisme en tot een inefficiënte uitkomst van het proces.
Daarbij gaan zij wel uit van een aantal voorwaarden voor zo’n perfect werkende markt:
Het is goed om te bedenken dat geen enkele markt voldoet aan deze theoretische eisen.
Bovendien heeft ook een perfect werkende markt nog imperfecties: