Vraag 1
Een bakkerij maakt uitsluitend witte broodjes.
Zij doen dat op grote schaal en leveren aan diverse bakkerijen in de omgeving. Daarvoor heeft de bakkerij een eigen wagenpark.
a |
Noem drie voorbeelden van variabele kosten voor deze bakkerij. |
b |
Noem drie voorbeelden van constante kosten voor deze bakkerij. |
De broodjes worden uitsluitend in grote dozen verkocht voor € 12 per doos.
Per doos zijn de variabele kosten steeds € 5.
In totaal heeft de bakkerij per maand € 4.000 aan constante kosten.
De bakkerij kan maximaal 900 dozen broodjes per maand produceren.
c |
Hoeveel constante kosten heeft de bakkerij als er:
|
d |
Hoeveel variabele kosten heeft de bakkerij als er:
|
e |
Hoeveel zijn de totale kosten voor de bakkerij als er:
|
f |
Hoeveel omzet (totale opbrengst) heeft de bakkerij als er:
|
g |
Teken een grafiek met daarin TCK, TVK, TK en TO. |
h |
Een vergelijking is een berekening waarbij je één waarde steeds kunt laten veranderen. Meestal is dat de productiehoeveelheid (q).
|