De IS-lijn beschrijft het verband tussen rente en evenwichtsinkomen.
De rente bepaalt hoe goedkoop/duur het is om geld te lenen en heeft daarmee invloed op de bestedingen.

Afleiden van de IS-lijn

De rente heeft invloed op de (autonome) bestedingen. Bij een daling van de rente:

  • Consumptie
    Door het goedkoper worden van een hypothecaire lening zullen mensen bijvoorbeeld sneller een huis kunnen/willen kopen. Of de aanschaf van een nieuwe auto met geleend geld wordt aantrekkelijker door de daling van de rente.
    Door goedkopere leningen zullen consumenten dus meer gaan besteden / sneller hun bestedingen naar het heden verplaatsen.

  • Investeringen
    De beslissing om te investeren is (o.a.) een afweging van kosten en verwachte winst.
    Als de rentelasten voor de financiering van een investering dalen, zullen investeringen sneller rendabel zijn. Bedrijven zullen bij een lagere rente dus meer investeren.

In het wiskundige model zagen we dat in de reële economie in evenwicht is wanneer EV = Y. In het kringloopschema kunnen we ook zien dat er evenwicht is wanneer I = S. De naam “IS-lijn” is hiervan afgeleid.

In de bovenste grafiek gaan we uit van een beginsituatie waarin de (reële) rente 3% bedraagt.

Bij een daling van de rente naar 1% wordt lenen goedkoper. Dat leidt tot een stijging van de (autonome) consumptie en (autonome) investeringen. De EV-lijn verschuift evenwijdig naar boven, waardoor het evenwichtsinkomen stijgt. 

Een stijging van de rente naar 5% leidt tot minder bestedingen en een evenwichtige verschuiving van de EV-lijn naar beneden. Het evenwichtsinkomen daalt.

 

In de tweede grafiek kunnen we de combinatie van rente en evenwichtsinkomen zetten die we in de eerste grafiek gevonden hebben.
De IS-lijn laat zien dat bij een lagere rente de economie bij een hoger nationaal inkomen in evenwicht is.

Als de rente verandert, krijg de economie te maken met een ander punt op de IS-lijn; je hebt dan te maken met een verschuiving LANGS de IS-lijn.

De helling van de IS-lijn

Het spaar- en belastinglek bepalen de multiplier. Dat kunnen we eerst terugvinden in de helling van de EV-lijn in de bovenste grafiek.
Bij grotere lekkage ontstaat een kleinere multiplier. Eenzelfde verschuiving naar boven/beneden heeft dan een kleiner effect op het evenwichtsinkomen, omdat een stijging van het inkomen grotendeels weglekt uit de bestedingen.
Bijvoorbeeld: als het inkomen stijgt (we gaan op de lijn een stukje naar rechts) zetten we het grootste deel op de spaarrekening. De stijging van Y vertaalt zich dan nauwelijks tot een stijging van EV; dus een vlakke EV-lijn (de lijn gaat nauwelijks omhoog).

 

Zetten we die punten dan vervolgens over naar de IS-lijn, dan zien we dat de kleinere multiplier zorgt voor een steiler lopende IS-lijn; een renteverandering heeft een kleinere invloed op het evenwichtsinkomen. De autonome bestedingen nemen wel toe doordat er meer geleend wordt, maar de kleine multiplier laat het evenwichtsinkomen maar beperkt stijgen.

Dus:
(grotere lekken) kleinere multiplier = steilere IS-lijn
(kleinere lekken) grotere multiplier = vlakkere IS-lijn.

Een verschuiving van de IS-lijn

De autonome bestedingen kunnen ook toenemen door een andere oorzaak dan de rente. In dat geval ontstaat een verschuiving VAN de IS-lijn.

Bij een verschuiving van de IS-lijn neemt het nationaal inkomen bij dezelfde rente toe (verschuiving naar rechts) of af (verschuiving naar links.
Onderstaande grafiek laat zien wat er gebeurt als consumenten door een groeiend optimisme hun autonome consumptie verhogen; bij dezelfde rente stijgt het evenwichtsinkomen.

Een verschuiving langs de IS-lijn naar een output gap

Y* = potentiële productie

Alle punten op de IS-lijn geven aan dat de reële economie in evenwicht is. In punt A op de IS-lijn verkeert de economie in bestedingsevenwicht. Dat wil zeggen dat bij een evenwichtsinkomen van 250 de productie gelijk is aan de potentiële productie. Volgens de IS-lijn wordt die situatie behaald bij een rente van 2,3%.
In die situatie heerst er géén over- of onderbesteding en blijft de inflatie stabiel (hetgeen we kunnen verklaren wanneer het model compleet is).

Wanneer de feitelijke productie niet gelijk is aan de potentiële productie spreken we van een output gap.
Output gap = feitelijke productie – potentiële productie (Y – Y*)

Onderbesteding

Wanneer de rente hoger zou worden, zien we punt A langs de IS-lijn verschuiven naar punt B.
Omdat consumenten en producenten bij de hogere rente minder gaan lenen en daarom minder gaan besteden, zal de economie bij een lagere productie in evenwicht zijn.

Het evenwichtsinkomen bij de hogere rente is lager dan de potentiële productie.
De output gap is negatief.

Overbesteding

Wanneer de rente lager zou worden, zien we punt A langs de IS-lijn verschuiven naar punt C. Omdat consumenten en producenten bij de lagere rente meer gaan lenen en daarom meer gaan besteden, zal de economie bij een hogere productie in evenwicht zijn.

Het evenwichtsinkomen bij de lagere rente is groter dan de potentiële productie.
De output gap is positief.

print