De inkomenselasticiteit is een vermenigvuldigingsfactor die aangeeft in welke mate de uitgaven voor een bepaald product reageren op een inkomensverandering.

Formule:

Formule inkomenselasticiteit

Bij een stijging van ons inkomen gaan we van de meeste producten meer kopen. In dat geval is er sprake van een positief verband.
Er zijn echter ook producten waar we minder van gaan kopen wanneer ons inkomen stijgt. De inkomenselasticiteit kan dus ook negatief zijn.

Inkomenselasticiteit getallenlijn

Inferieure goederen (Ei < 0)

Een negatieve elasticiteit duidt op een negatief verband tussen oorzaak en gevolg.
Dat wil zeggen dat er een negatief verband is tussen de vraag naar een product en de hoogte van het inkomen:

   
inkomen↓ -3% × -1 = +3% vraag↑
inkomen↑ +2% × -2 = -4% vraag↓

Goederen waarvan men minder gaat kopen naarmate het inkomen stijgt, ervaren de consumenten blijkbaar als “minderwaardige goederen” (=inferieur). Bij een stijging van het inkomen kopen de consumenten liever een ander/beter product. 

Denk bij inferieure goederen bijvoorbeeld aan:

  • vakantie in eigen land
    ⇒ bij een hoger inkomen gaan consumenten liever naar het buitenland.

  • gehakt
    ⇒ bij een hoger inkomen kopen consumenten minder vaak gehakt en vaker duurder vlees.

Indifferente goederen (Ei = 0)

Een elasticiteit met de waarde 0 duidt erop dat er geen verband is tussen oorzaak en gevolg.
Een verandering van het inkomen heeft dan géén effect op de vraag:

   
inkomen ↓ of ↑ iets% × 0 = 0% vraag =

Denk bijvoorbeeld aan:

  • zout
    ⇒ bij een verandering van het inkomen gaan consumenten niet meer/minder zout gebruiken.

Noodzakelijke goederen (0 < Ei < 1)

Indien de waarde van de inkomenselasticiteit tussen de 0 en de 1 ligt, is er sprake van een (zwak) positief verband: 
de consument gaat wel méér van het product kopen als het inkomen stijgt, maar %ΔQv < %ΔY.
De vraag reageert minder dan evenredig op het inkomen, zoals je kunt zien in het groene deel van de onderstaande Engelcurve.

Bijvoorbeeld:

  • brood
    ⇒ bij een stijging van het inkomen gaan consumenten meer brood gebruiken, maar het inkomen stijgt relatief meer dan de vraag naar brood.

Luxe goederen (Ei > 1)

Indien de waarde van de inkomenselasticiteit groter dan 1 is, is er sprake van een (sterk) positief verband: 
de consument gaat (veel) méér van het product kopen als het inkomen stijgt, waarbij geldt dat %ΔQv > %ΔY .
De vraag reageert meer dan evenredig op het inkomen, zoals je kunt zien in het blauwe deel van de onderstaande Engelcurve.

Bijvoorbeeld:

  • verre reizen
    ⇒ bij een stijging van het inkomen gaan consumenten meer verre reizen boeken, de vraag naar verre reizen neemt zelfs relatief meer toe dan het inkomen.

Engelcurve

Of een product als luxe of als noodzakelijk goed wordt beschouwd, hangt af van het inkomen van de consument(en).
Onderstaande grafiek toont het verloop van de uitgaven naar een bepaald product in samenhang met de hoogte van het inkomen van de consument(en).

Wet van Engel (Engelkromme)

De kleurtjes op deze lijn corresponderen met de bijbehorende waardes van de inkomenselasticiteit:

Inkomenselasticteit getallenlijn

Bijvoorbeeld: 
Bij luxe goederen stijgen de uitgaven meer dan evenredig ten opzichte van het inkomen. 
Daarbij hoort een progressief stijgende uitgavenlijn en een inkomenselasticiteit van boven de 1.

Drempelinkomen

Een drempelinkomen geeft aan dat het inkomen eerst een bepaalde hoogte moet hebben, voordat mensen het product (kunnen) gaan kopen.

print