Opdracht 1 – begrippen

Definities van begrippen heb je vaak nodig omdat bij uitlegvragen deze definitie moet worden toegepast op een context.
Zonder heldere begripskennis loop je vaak een deel van de scorepunten mis.

Wat is de definitie van de volgende begrippen:

a Beroepsbevolking
b P/A-ratio
c Krappe arbeidsmarkt
d Algemeen verbindend verklaren
e Neerwaartse loonstarheid

Opdracht 2

a

Lees onderstaande twee beweringen:

  1. Door economische groei neemt de krapte op de arbeidsmarkt af.
  2. Algemeen verbindend verklaren heeft tot gevolg dat werknemers eerder lid worden van de vakbond, omdat ze de voordelen van het lidmaatschap duidelijk zien.

Welke bewering is waar?

  1. Alleen bewering I is waar.
  2. Alleen bewering II is waar.
  3. Bewering I en II zijn beiden waar.
  4. Bewering I en II zijn beiden niet waar.
b

Lees onderstaande twee beweringen:

  1. Een daling van de p/a-ratio betekent dat er gemiddeld minder in deeltijd gewerkt wordt.
  2. Het minimumloon is een voorbeeld van neerwaartse loonstarheid.

Welke bewering is waar?

  1. Alleen bewering I is waar.
  2. Alleen bewering II is waar.
  3. Bewering I en II zijn beiden waar.
  4. Bewering I en II zijn beiden niet waar.
c

Lees onderstaande twee beweringen:

  1. De werkgelegenheid in personen is groter dan de werkgelegenheid in arbeidsjaren.
  2. Secundaire arbeidsvoorwaarden worden geregeld in de individuele arbeidsovereenkomst en niet in de CAO.

Welke bewering is waar?

  1. Alleen bewering I is waar.
  2. Alleen bewering II is waar.
  3. Bewering I en II zijn beiden waar.
  4. Bewering I en II zijn beiden niet waar.
d

Lees onderstaande twee beweringen:

  1. Werklozen worden niet meegerekend bij de beroepsbevolking.
  2. Een arbeidsongeschikte man van 25 jaar wordt meegerekend bij de beroepsgeschikte bevolking.

Welke bewering is waar?

  1. Alleen bewering I is waar.
  2. Alleen bewering II is waar.
  3. Bewering I en II zijn beiden waar.
  4. Bewering I en II zijn beiden niet waar.

Opdracht 3

In de periode 2018-2020 groeide de Nederlandse economie fors. Desondanks daalde de werkloosheid in het begin maar heel langzaam. Volgens een vooraanstaand econoom waren hier twee oorzaken voor aan te wijzen:

  1. onzekerheid omtrent het doorzetten van de economische groei bij producenten
  2. het aanmoedigingseffect van economische groei op het arbeidsaanbod
a

Leg uit hoe de beschreven onzekerheid bij producenten ertoe kan leiden dat de werkloosheid minder snel daalt.

b

Leg uit hoe het aanmoedigingseffect op het arbeidsaanbod ervoor zorgt dat de werkloosheid minder snel daalt.

c

Leg uit hoe beide effecten er mede verantwoordelijk voor waren dat de lonen ondanks de economische groei nauwelijks stegen in deze periode.

print