Opdracht 1 – begrippen

a

Een negatief extern effect is een onbedoelde bijwerking van productie of consumptie die de welvaart van een anderen dan de veroorzaker negatief beïnvloedt.

b

Wanneer er bij het terugverdienen van de verzonken kosten een afhankelijkheid is van een andere partij, kan er een berovingsprobleem ontstaan wanneer de andere partij de eigen positie wil verbeteren ten kostte van de ander.

c

Meeliftersgedrag ontstaat wanneer iemand (gratis) kan profiteren van de aankoop/inspanning van een ander.

d

Collectieve goederen zijn goederen die niet splitsbaar zijn in individueel leverbare eenheden. Collectieve goederen worden geleverd door de overheid en betaald met belastinggeld.

Opdracht 2

a
  1. Verzonken kosten hebben geen invloed op toekomstige productiebeslissingen.
  2. Verzonken kosten creëren altijd het gevaar van beroving.

A   Alleen bewering I is waar.

b
  1. Hoge verzonken kosten werken belemmerend voor toetreding op een markt.
  2. Wanneer een afnemer een lopend contact openbreekt om korting te bedingen, kan er sprake zijn van een berovingsprobleem.

C   Bewering I en II zijn beiden waar.

c
afbeelding 1 afbeelding 2 afbeelding 3 afbeelding 4

D    Afbeelding 3 en afbeelding 4
d

D    Qa = 20P – 640

e
  1. Bij individuele goederen is nooit sprake van meeliftersgedrag. Anders zou niemand ze kopen.
  2. Een Nederlandse snelweg is een voorbeeld van een collectief goed, omdat iedereen er gratis gebruik van kan maken.

D   Bewering I en II zijn beiden niet waar.

Opdracht 3

a

Omdat e-sigaretten de gezondheid van de gebruiker aantasten, veroorzaakt dit extra kosten voor de gezondheidszorg. Deze kosten worden voor een groot deel door de gehele maatschappij gedragen.
LET OP – gezondheid gebruiker is géén extern effect (geen “ander dan de veroorzaker”).

b

Qv = -20P + 1.000
Qa = 100P – 1.000

⇒ evenwicht bij € 16,67 en een hoeveelheid van 667.000 stuks
Elke product veroorzaakt € 15 maatschappelijke kosten. Dus in totaal € 10 mln.

Na invoering producentenheffing van € 15 per product.

c

Qv = -20P + 1.000
Qa = 100P – 1.000

Nieuwe aanbodlijn, inclusief maatschappelijke kosten, wordt: Qa = 100P – 2.500
⇒ het nieuwe evenwicht op de markt: prijs € 29,17 en hoeveelheid 417.000 stuks.

Van 667.000 naar 417.000 stuks = -37,5%

d

Er worden nog 417.000 stuks verkocht. Voor elk product krijgt de overheid € 15 aan heffing.
Een totaalbedrag van € 6,25 mln.

print