Vraag 1

In 2021 wordt teruggekeken op de regeerperiode 2017-2020 aan de hand van de gegevens in onderstaande tabel.

  % mutatie ten opzichte van voorafgaand jaar 2017 2018 2019 2020
a BBP (reëel) 4,1 3,9 4,5 4,0
b algemeen prijspeil 2,0 2,2 2,5 3,5
c belastinginkomsten (reëel) 7,0 6,9 7,4 6,0
a

Bereken de stijging van het nominale BBP in 2020 ten opzichte van 2019.

b

Hoe kun je aan de gegevens zien dat het land een progressief belastingstelsel heeft? Verklaar je antwoord.

c

Bereken met hoeveel procent de (nominale) belastinginkomsten over de periode 2016 – 2020 zijn toegenomen.

Vraag 2

In een ontwikkelingsland is de inkomensverdeling in de laatste jaren schever geworden. De minister van economische zaken wijt dit onder meer aan de vertraging van de economische groei in deze periode. Hij verwacht dat een herverdeling van hoge inkomens naar lage inkomens via belastingen, subsidies en uitkeringen zal leiden tot extra economische groei en hij laat een voorstel doorrekenen door het Planbureau.

Zonder de herverdeling is de verwachte groei van het bbp 1,1% per jaar. Dan zou na vijf jaar het bbp 5,62% hoger liggen.
Het Planbureau schat dat de voorgestelde herverdeling ertoe zal leiden dat de groei van het bbp in elk van de volgende jaren structureel 0,78 procentpunt hoger zal zijn.

a

Bereken op basis van de schatting hoeveel procent het bbp, in geval van de herverdeling, na vijf jaar hoger zal zijn dan bij ongewijzigd beleid.

Vraag 3

Een groei van het bruto binnenlands product (bbp) gaat soms gepaard met een groei van de werkgelegenheid. Er zijn echter ook perioden dat het bbp toeneemt, terwijl de werkgelegenheid constant blijft, ondanks een flexibele arbeidsmarkt. Dit blijkt als in een Europees land de groeicijfers van het bbp met die van de werkgelegenheid worden vergeleken.

Toelichting bij de figuur:

  • De gestippelde lijn geeft de groei van het bbp weer ten opzichte van het voorafgaande jaar met daarbij de betreffende groei (in %).
  • De doorgetrokken lijn geeft de groei van de werkgelegenheid in personen weer ten opzichte van het voorafgaande jaar met daarbij de betreffende groei (in %).
a

Bereken de procentuele verandering van de werkgelegenheid in 2012 ten opzichte van 2008 in twee decimalen.

Het verschil in de ontwikkeling van productie en werkgelegenheid kan verklaar worden door veranderingen in de arbeidsproductiviteit.

b

Bereken met hoeveel procent de arbeidsproductiviteit in 2012 is veranderd ten opzichte van 2008. Geef aan of er sprake was van een stijging of een daling.

Vraag 4

Marktonderzoek heeft aangetoond dat de prijsdaling van 12% van elektrische fietsen heeft geleid tot een omzetstijging van 24%.

a

Bereken de prijselasticiteit van de vraag naar elektrische fietsen.

Vraag 5

De economische problemen worden vergroot door de koersdaling van de Braziliaanse munt, de real. Deze is sinds 1 januari 2015 ten opzichte van de Amerikaanse dollar gedaald met 31%. De dollar heeft op 1 oktober van dit jaar een waarde bereikt van 3,85 real. Door deze daling zal de inflatie nog verder oplopen.

a Bereken de koers van de real ten opzichte van de dollar op 1 januari 2015 in ten minste twee decimalen nauwkeurig.

Vraag 6

De NMA (nationale mededingingsautoriteit) concludeert op basis van onderstaande grafieken: “De markt van pakketbezorging voor bedrijven aan consumenten kende in het jaar 2015 onvoldoende concurrentie.”

marktaandelen pakketbezorging in 2015, % van totale marktafzet

gemiddeld tarief in euro’s per pakket

Rapservice reageert op de conclusie van de NCA: “NetShop, de grootste webwinkel van het land, laat pakketten bezorgen door Rapservice. In totaal draagt dit voor 75% bij aan de totale afzet van Rapservice. NetShop heeft zo een sterke onderhandelingspositie en de tarieven die Rapservice aan dit bedrijf rekent zijn relatief laag. De leveringen voor dit bedrijf bedragen zodoende slechts 50% van onze omzet.”

a Bereken hoeveel procent het gemiddelde tarief dat NetShop betaalt bij Rapservice lager is dan het gemiddelde tarief bij Rapservice.

Vraag 7

aantal afspraken 1-5 6-11 12-16 ≥ 17
bij zelfstandige fysiotherapeuten
% van de patiënten 14 39 24 23
gemiddeld aantal afspraken 4,9 7,6 12,9 22
bij fysiotherapeuten in loondienst
% van de patiënten 22 41 14 23
gemiddeld aantal afspraken 4,4 8,1 13,4 22

Een econoom concludeert op basis van bovenstaande tabel dat het gemiddelde aantal afspraken bij zelfstandige therapeuten per saldo hoger ligt dan bij fysiotherapeuten in loondienst.

a Bereken hoeveel procent het gemiddelde aantal behandelingen bij zelfstandige fysiotherapeuten meer is dan bij de fysiotherapeuten in loondienst.

Vraag 8

Marianne heeft een erfenis ontvangen en wil daarvan een bedrag rentedragend op de bank zetten. Dat bedrag moet zo groot zijn dat er bij haar pensionering over 35 jaar € 100.000 op de bank staat. Zij houdt rekening met een jaarlijkse inflatie van 2,1% en een jaarlijkse reële inkomensgroei van 1,9%. Ze vindt een bank die een rente geeft die precies hoog genoeg is om haar spaargeld gedurende die 35 jaar welvaartsvast te houden. Marianne moet dan € 25.341,55 op de bank zetten. Stel echter dat de bank na precies 10 jaar de rente vaststelt op 3% voor de rest van de looptijd.

a Bereken het bedrag dat Marianne na 10 jaar moet bijstorten om bij haar pensionering € 100.000 op de bank te hebben staan.

Vraag 9

Landelijke ontwikkeling omzet en prijzen van winkels in muziekinstrumenten

Jaar Omzet in alle winkels
(indexcijfer: 2009 = 100)
Gemiddelde prijs muziekinstrument
(indexcijfer: 2009 = 100)
2009 100,0 100,0
2010 90,0 101,8
2011 85,2 103,6
2012 83,9 106,4

De verandering van de afzet in 2012 ten opzichte van 2011 van alle winkels in muziekinstrumenten, wordt voor 60% veroorzaakt door de prijsverandering van muziekinstrumenten.

a Laat met een berekening van de prijselasticiteit zien dat de vraag naar muziekinstrumenten prijsinelastisch is.

Vraag 1

a

Reëel = aantal goederen + 4,0%
Prijzen van die goederen + 3,5%

Stel bedrag was eerst 100
100 × 1,04 × 1,035 = 107,64 → nominaal + 7,64%

b

Progressief betekent dat er in verhouding / een groter deel / een groter percentage belasting betaald wordt als het inkomen stijgt.
Dat is hier te zien aan het feit dat de (reële) belastinginkomsten procentueel meer toenemen dan het (reële) inkomen.

c

De percentages geven de groei ten opzichte van het jaar ervoor. Je krijgt dus te maken met groei over groei (rente-over-rente):

De reële belastinginkomsten (stel 2016 op 100): 100 × 1,07 × 1,069 × 1,074 × 1,06 ≈ 130,22
De prijzen (stel 2016 op 100): 100 × 1,02 × 1,022 × 1,025 × 1,035 ≈ 110,59

Nominaal betekent het bedrag. Bedrag = hoeveelheid (reëel) × prijs
130,22 ×1,1059 ≈ 144  → + 44%

Vraag 2

a

Procentpunt is een eenheid voor het absolute verschil tussen waarden die in procenten worden uitgedrukt.

Groei van 1,1% is 0,78 procentpunt hoger ⇒ groei 1,88% (groeifactor 1,0188)
Over 5 jaar (begin bij 100) 100 × 1,01885 = 109,76

Lees goed: de vraag is hoeveel procent het BBP hoger zal zijn (en niet hoeveel procent de groei hoger is).
Stel het BBP vorig jaar op 100.
Zonder herverdeling 100 × 1,0562 = 105,62
Met herverdeling 100 × 1,0976 = 109,76

Hoger dan (dus vergelijken met 105,62 = basis = onder de deelstreep):
(109,76 – 105,62) / 105,62 × 100% = + 3,92%

Vraag 3

a De groei is weer per jaar, maar wel groei-over-groei:
Stel 2008 op 100:
100 × 1,017 × 1 × 1 × 0,986 = 100,28 ⇒ een groei van 0,28%
b

De totale productie (stel 2008 op 100) veranderde met:
100 × 1,033 × 1 × 0,985 × 0,966 = 98,29 (daalde met 1,71%)

Het aantal personen dat daarbij werkte (zie vraag a) is toegenomen met 0,28%

Formule arbeidsproductiviteit

De percentage verwijzen naar verschillende getallen: dus gebruik indexcijfers.
apt = 98,29/100,28 × 100 = 98,02 → een daling van 1,98%

Vraag 4

a

De procentuele verandering van de prijs is gegeven: -12%

De procentuele verandering van de vraag (afzet) weet je nog niet. Wel de omzetverandering: +24%.
Omzet = Prijs × Afzet
De percentages verwijzen naar andere getallen, dus je moet indexcijfers gebruiken.
124 = 88 × Afzet ⇒ Afzet = 1,409 (140,9) ⇒ + 40,9%

Dus een prijsdaling van 12% heeft geleid tot een vraagstijging van 40,9%
-12% × Ev = +40,9%
Ev = 3,4

Vraag 5

a

1 januari —–(-31%)—–> 1 oktober
1 januari —–(×0,69)—–> 1 oktober [groeifactor] Dus omgekeerde:
1 januari <—-(:0,69)—– 1 oktober

Gegeven is de koers van de dollar op 1 oktober:
$1 = BRL 3,85
De koers van de real (BRL) is dan:
BRL 1 = (1/3,85) $ 0,26

1 januari <—-(:0,69)—– 1 oktober
     ????  <—-(:0,69)—–  0,26

Koers op 1 januari: BRL 1 = $ 0,376

Vraag 6

a

Omzet = Prijs × Hoeveelheid
P= € 6,95, maar hoeveelheid is onbekend (stel op 100)
Omzet = € 695

De helft van de omzet komt van NetShop: € 347,50
Terwijl ze 75% van de hoeveelheid leveren (75)
Dan betaalt NetShop een prijs van (€ 347,50/75) € 4,63

€ 4,63 ten opzichte van € 6,95 = 66,6% (dus 33,4% minder)

Natuurlijk werkt deze opgave ook met een andere gekozen hoeveelheid (en 75% daarvan), maar indexcijfer 100 is het makkelijkst.

Vraag 7

a

Gemiddeld aantal behandelingen is een gewogen gemiddelde.

Zelfstandigen: 0,14×4,9 + 0,39×7,6 + 0,24×12,9 + 0,23×22 = 11,8 behandelingen
Loondienst: 0,22×4,4 + 0,41×8,1 + 0,14×13,4 + 0,23×22 = 11,2 behandelingen

Meer dan loondienst (dus loondienst is 100% = getal onder de deelstreep)
(11,8-11,2)/11,2 × 100% = 5,4%

Vraag 8

a

Eerste 4 jaar is de rente welvaartsvast: groeit mee met gemiddelde inkomens.
Inkomens kunnen 1,9% méér kopen en goederen worden 2,1% duurder:
100 × 1,019 × 1,021 = 104,04 ⇒ 4% nominale rente

Eerste storting = € 25.341,55
Na 10 jaar: € 25.341,55 × 1,0410 = € 37.511,68 [groeifactor + groei over groei]

Als zij over 35 jaar € 100.000 wil hebben met 3 % rente, moet er over 10 jaar (25 jaar eerder) op de rekening een bedrag staan van:
10 jaar —–(× 1,0325)—–> € 100.000
10 jaar <—-(: 1,0325)—– € 100.000 [contante waarde] 10 jaar: € 47.760,56 nodig

er staat over 10 jaar € 37.511,68
dan moet er (€ 47.760,56 – € 37.511,68) € 10.248,88 worden bijgestort

Vraag 9

a

Ook een procentuele groei bij een reeks indexcijfers reken je gewoon uit met:
procentuele verandering

Procentuele verandering van de prijs (103,6→106,4) +2,70%

De procentuele verandering van de vraag is niet gegeven. Wel die van de omzet (85,2→83,9) -1,53%
Omzet = Prijs × Hoeveelheid (indexcijfers gebruiken)
98,47 = 102,7 × Hoeveelheid
Hoeveelheid = 95,88 (4,11%)

60% van de afzetdaling (60% van 4,11 = 2,47%) mag worden toegeschreven aan de prijsstijging.
+2,70% —-(× Ev =)—-> -2.47%
Ev = -0,91

print