Na vele jaren met een financieringstekort had de Nederlandse overheid in 2000 voor het eerst een financieringsoverschot. Volgens de Miljoenennota ging het om een bedrag van € 3 miljard. Naast dit positieve financieringssaldo had Nederland in 2000 te maken met een sterke economische groei en een daling van de staatsschuldquote.
Onderstaande figuur geeft informatie over de overheidsfinanciën in enkele Europese landen in het jaar 2000.
Het financieringssaldo is uitgedrukt in procenten van het Bruto Binnenlands Product (BBP). 
De staatsschuldquote is de staatsschuld aan het einde van 2000 uitgedrukt in procenten van het BBP.

  • Jos ziet in de figuur de bevestiging van zijn stelling dat een daling van de staatsschuld een bijdrage kan leveren aan een positief financieringssaldo.

  • Bas kijkt anders tegen de figuur aan. Volgens Bas is de sterke economische groei in een land er de oorzaak van dat een positief financieringssaldo samenvalt met een dalende staatsschuldquote. Bas zegt: “Door economische groei stijgen de belastingontvangsten van de overheid. Deze extra ontvangsten kunnen worden gebruikt voor extra aflossing op de staatsschuld.”

  • Carina gaat verder dan Bas. Carina beweert: “Zelfs als de staatsschuld gelijk blijft, daalt de staatsschuldquote door economische groei.”

1 Leidt een positief financieringssaldo van de overheid van een land tot afname of tot toename van de staatsschuld van dat land? Verklaar het antwoord.

Begrotingstekort = bedrag dat je in een jaar moet (bij)lenen.
Financieringstekort = Begrotingstekort – Aflossingen

2 Leg uit dat door economische groei de belastingontvangsten van de overheid kunnen toenemen. Betrek in het antwoord zowel de directe als de indirecte belastingen.

Een voorbeeld van een directe belasting is ‘loon- en inkomstenbelasting’.
Een voorbeeld van indirecte belasting is ‘BTW’ (officieel: omzetbelasting).

3 Bereken de omvang van de Nederlandse staatsschuld aan het einde van het jaar 2000.

Het financieringssaldo geeft aan hoeveel de staatsschuld in een jaar verandert.
In dit geval weet je dat het financieringsoverschot € 3 miljard bedraagt. En dat het 1% van het BBP is. En dat de staatsschuldquote 60% is.

4 Leg de stelling van Jos uit.

Dus: daling staatsschuld –> betere overheidsfinanciën.
Wat voor gevolg heeft een daling van de staatsschuld voor de inkomsten of uitgaven van de overheid?

5 Leg de bewering van Carina uit.
1

afname

Een voorbeeld van een juiste verklaring is:
Een verklaring waaruit blijkt dat de aflossing op de staatsschuld groter is dan het begrotingstekort.

2

Een voorbeeld van een juist antwoord is:

  • Een antwoord waaruit blijkt dat door toenemende omzetten bij bedrijven de ontvangsten aan indirecte belastingen zoals de BTW kunnen toenemen (1 pnt)
  • en door stijgende inkomens de ontvangsten aan directe belastingen zoals de inkomstenbelasting kunnen toenemen (1 pnt)
3

Een voorbeeld van een juiste berekening is:

  • Het BBP in 2000 bedraagt (€ 3 miljard : 0,01 =) € 300 miljard  (2 pnt)
  • De staatsschuld eind 2000 bedraagt 0,6 × € 300 miljard = € 180 miljard  (1 pnt)
4

Uit het antwoord moet blijken dat de rentelasten voor de overheid dalen.

5

Een voorbeeld van een juist antwoord is:
Een antwoord waaruit blijkt dat de noemer van de staatsschuldquote stijgt door economische groei / toename van het BBP.

print