De centrale bank (CB) van een land streeft er naar om door beïnvloeding van de rente de stijging van het algemene prijspeil op jaarbasis op 2% te houden. Elke maand stelt de CB de rente vast, waarbij zij uitgaat van de meest recente inflatiecijfers. De beleidsrente bepaalt zij op basis van het verschil tussen de actuele inflatie en de inflatiedoelstelling:
Rb = Ia + 2 + 0,5(Ia – Id)
De symbolen hebben de volgende betekenis (in procenten):
Rb = de nominale beleidsrente
Ia = actuele inflatie
Id = inflatiedoelstelling
Met het hanteren van deze regel zal volgens de CB bij een lichte deflatie weliswaar gekozen worden voor een negatieve nominale rente, maar zal de reële rente positief kunnen blijven.
1 | Bereken bij welke actuele deflatie de reële rente gezakt zou zijn tot een waarde van nul, uitgaande van de inflatiedoelstelling. |
2 | Verklaar waarom banken in problemen kunnen komen als de nominale rente negatief zou worden. |
De toepassing van de beleidsregel heeft volgens de CB in de afgelopen periode geleid tot een redelijk stabiel prijspeil. De laatste tijd is er echter sprake van een forse vraaguitval doordat de export afneemt. De CB wil vasthouden aan de bovenstaande beleidsregel. Stel dat door de vraaguitval de actuele inflatie op jaarbasis daalt van 2% naar 1%.
3 | Leg zonder berekening uit dat de toepassing van de beleidsregel ertoe kan leiden dat de inflatie dan weer toeneemt. |
Een econoom meent dat naast de inflatie ook de omvang van de werkloosheid dient te worden meegewogen bij de bepaling van de beleidsrente. Als de actuele werkloosheid wordt gerelateerd aan de werkloosheid die op lange termijn als inflatieneutraal geldt, levert dit de volgende uitgebreide beleidsregel:
Rb = Ia + 2 + 0,5(Ia – Id) + ß(Ua – Un)
Ua = het actuele werkloosheidspercentage
Un = inflatieneutrale werkloosheid [begrip is geen onderdeel meer van de examenstof. Alternatieve omschrijving: ‘natuurlijke werkloosheid’]
4 | Leg uit dat aan de coëfficiënt ß een negatieve waarde moet worden toegekend. |
De inflatieneutrale werkloosheid wordt geschat op 4% van de beroepsbevolking. De president van de CB vindt de nieuwe beleidsregel een goede suggestie, maar als zekerheid voor het behoud van de stabiliteit van het bankwezen wil hij de nominale rente niet onder nul laten dalen. Volgens hem kan zich een situatie voordoen met lage inflatie en hoge werkloosheid waarbij de CB de nieuwe regel dan niet meer kan hanteren. Hij gaat uit van een actuele inflatie van 1% en een ß van -0,3.
5 | Bereken bij welke omvang van de actuele werkloosheid de CB te maken krijgt met de nul-ondergrens (zero lower bound) van de nominale rente. |
De president van de CB waarschuwt voor de gevolgen als de CB na invoering van de beleidsregel deze noodgedwongen toch moet loslaten.
Dit zou ertoe kunnen leiden dat in de toekomst de inflatie minder stabiel zal zijn.
6 |
Leg uit dat het consequent hanteren van de regel voor het rentebeleid essentieel is voor het behoud van een stabiel prijspeil.
|