Een land komt als gevolg van de financiële crisis in 2009 en de daarmee gepaard gaande daling van het consumenten- en het producentenvertrouwen in een recessie terecht. In reactie hierop besluit de overheid van dit land de bestedingen te stimuleren.
Hierdoor nemen echter het overheidstekort en de overheidsschuld toe, zodat de rentestand waartegen de overheid van dit land moet lenen, stijgt.
De overheid van dit land besluit in reactie hierop te bezuinigen en de lasten te verzwaren.

Een econoom bestudeert met behulp van een macro-economisch model de gevolgen van dit overheidsbeleid.
In dit model:

  • wordt in 2010 de economie gestimuleerd.
  • is in 2011 de rentestand hoger dan in 2010 als gevolg van het grotere overheidstekort en de toegenomen staatsschuld.
  • wordt in 2012 door de overheid bezuinigd en wordt de autonome belasting verhoogd.

In het onderstaande overzicht wordt een deel van het door de econoom gebruikte economisch model getoond.

2010 2011 2012

O = 225 + R × OVS

B = 0,25Y + 30

Y = 600

OVS = 510

R = 0,03

O = 240 + R × OVS

B = 0,25Y + 30

Y = 620

OVS = …

R = 0,045

∆OVS = (O – B)2010 – 0,05 × OVS2010

O = 220 + R × OVS

B = 0,25Y + 40

Y = 600

OVS = …

R = 0,045

∆OVS = (O – B)2011 – 0,05 × OVS2011

O = overheidsuitgaven
B = belastingen
Y = nationaal inkomen
OVS = overheidsschuld
R = rentestand
∆OVS = verandering overheidsschuld

Aanvullende gegevens:

  • alle grootheden luiden in miljarden euro’s met uitzondering van de rentestand
  • de overheidsuitgaven zijn inclusief de rente en de aflossing van de staatsschuld
  • de overheid sluit steeds staatsleningen met een looptijd van 20 jaar af, tegen de rentestand van het lopende jaar
1

Leg uit dat de overheidsuitgaven in dit model endogeen zijn.

2

Laat met een berekening zien dat de overheidsschuldquote in 2011 hoger is dan 0,85.

3

Geef een verklaring voor de, in vergelijking met 2010, veel hogere rentestand in 2011.

De econoom heeft ook onderzocht hoe groot de diverse multipliers zijn. Deze zijn veel lager dan hij verwacht had. De multiplier van de autonome overheidsuitgaven blijkt 0,6 te zijn.

4

Bereken de hoogte van de multiplier van de autonome belastingen in 2012.

In een commentaar op het model schrijft de econoom: “Het negatieve effect van de bezuinigingen en de lastenverzwaringen op het nationaal inkomen is beperkt.
Dit als gevolg van de recessie, waardoor zowel de multiplier van de autonome overheidsuitgaven als de multiplier van de autonome belastingen dichter bij nul ligt, dan in de situatie vóór de recessie het geval was.”

5

Geef een verklaring voor de, in vergelijking met de situatie vóór de recessie, lagere multiplier van de autonome overheidsuitgaven.

1

Een antwoord waaruit blijkt dat de hoogte van O via OVS, (O − B) en B afhankelijk is van de oplossing van het model.

2

Een voorbeeld van een juiste berekening is:

  • OVS2011: 510 + (225 + 0,03 × 510 − 0,25 × 600 − 30) − 0,05 × 510 = 544,8
  • de overheidsschuldquote in 2011: 544,8 van 620 = 0,88 (88%)
3

Een antwoord waaruit blijkt dat de groeiende overheidsschuld een toename van de vraag naar leningen ten opzichte van het aanbod ervan betekent.

4

Een voorbeeld van een juiste berekening is:

ΔOo = −20
ΔY = −20 × 0,6 = −12

de totale ΔY = 600 − 620 = −20
dus Y als gevolg van ΔBo = −20 − −12 = −8

de multiplier: -8/10 = −0,8

5

Een antwoord waaruit blijkt dat door de recessie de (inkomens)verwachtingen verslechteren, waardoor eenzelfde toename van de overheidsuitgaven bij een hogere marginale spaarquote / lagere marginale consumptiequote tot een geringere stijging van het nationaal inkomen leidt.

print