In internationale organisaties is een discussie gaande over liberalisering van de markt voor landbouwproducten in de hoge inkomenslanden. Er is onderzoek gedaan naar de welvaartseffecten van een dergelijke liberalisering. De verwachting is dat afschaffing van de bescherming van de landbouw per saldo zal leiden tot een hogere welvaart dan in een situatie met beschermde landbouw.
In onderstaande tabel staan enkele schattingen van de hoogte van deze welvaartswinst.
Bron – jaarlijkse welvaartswinst na liberalisering van de landbouwsector in de hoge inkomenslanden (× € miljard)
statische markt | dynamische markt | |
---|---|---|
welvaartswinst in hoge inkomenslanden | 37 | 144 |
welvaartswinst in midden- en lage inkomenslanden | 31 | 99 |
De geschatte welvaartswinst zal na 15 jaar worden bereikt en vervolgens elk jaar terugkeren. De statische markt gaat uit van ongewijzigd marktgedrag van vragers en aanbieders. De dynamische markt veronderstelt juist dat vragers en aanbieders hun marktgedrag zullen wijzigen als reactie op de liberalisering.
Voorbeelden van een dergelijke wijziging zijn veranderende preferenties van vragers en specialisatie van producenten in de midden- en lage inkomenslanden.
De welvaartswinst in de hoge inkomenslanden ontstaat doordat het welvaartsverlies bij de landbouwers méér dan gecompenseerd wordt door de welvaartswinst bij de consumenten. De midden- en lage inkomenslanden zullen op korte termijn direct profijt hebben van de vrije toegang tot de markten in de hoge inkomenslanden.
1 | Beschrijf twee manieren waarop afschaffing van de bescherming van de landbouw welvaartswinst oplevert voor de consumenten in de hoge inkomenslanden. |
2 | Leg uit waarom de welvaartswinst in midden- en lage inkomenslanden bij een dynamische markt groter is dan bij een statische markt. |
In de discussie wijzen tegenstanders van de liberalisering op negatieve effecten voor producenten van landbouwproducten in de hoge inkomenslanden. Dit kan toegelicht worden met behulp van onderstaande grafische weergave van de markt voor een bepaald landbouwproduct in de hoge inkomenslanden.
Op deze markt geldt een minimumprijs van € 60. Een eventueel productieoverschot, dat ontstaat wanneer de marktprijs onder de minimumprijs ligt, wordt met exportsubsidies afgezet op de wereldmarkt. Daar geldt de wereldmarktprijs van € 40. Invoer van buiten de hoge inkomenslanden wordt tegengegaan met invoerheffingen.
3 | Arceer in de figuur het totale bedrag aan exportsubsidies dat nodig is. |
Het afschaffen van de minimumprijs betekent op korte termijn inkomensverlies voor de landbouwers in de hoge inkomenslanden.
4 | Geef, op basis van de verstrekte informatie over dit landbouwproduct, nog twee andere argumenten waarom de afschaffing van de bescherming van de landbouw kan leiden tot inkomensverlies voor een producent van dit landbouwproduct. |