Deze examenopgave vereist enige kennis van begippen van de Arbeidsmarkt 

In 1999 besloot de Europese Commissie tot een experiment waarbij de btw voor bepaalde arbeidsintensieve dienstverlening werd verlaagd. In Nederland is in het kader van dit experiment voor een aantal branches onderzoek gedaan naar het effect op de werkgelegenheid van een btw-verlaging. Voor een aantal diensten werd in de jaren 2000, 2001 en 2002 het btw-tarief van 17,5% verlaagd naar 6%.
Voor twee branches zijn enkele gegevens uit dit onderzoek weergegeven in onderstaande tabel.

 
kapper
fietshersteller
doorberekening btw-verlaging 1)
100%
80%
prijselasticiteit van de afzet  
−0,75
−0,91
afzetelasticiteit van de werkgelegenheid in arbeidsjaren 2)
0,9
0,7

1) De mate waarin een kapper / fietshersteller de verlaging van het btw-tarief doorberekent in de verkoopprijs (100% = volledige doorberekening).
2) De mate waarin de werkgelegenheid in arbeidsjaren reageert op afzetveranderingen.

De werkgelegenheid in personen bleek in de onderzochte periode nauwelijks te reageren op de afzetveranderingen, hetgeen volgens de onderzoekers veroorzaakt werd doordat de personen/arbeidsjaren verhouding (p/a-ratio) in beide branches bij aanvang van het experiment hoger was dan het landelijke gemiddelde.
Na het onderzoek werden onder andere de volgende twee conclusies getrokken.

  1. Op de markt voor diensten van kappers is er meer concurrentie dan op de markt voor diensten van fietsherstellers.
  2. In beide branches is in de periode 2000-2002 de arbeidsproductiviteit per arbeidsjaar gestegen.
1 Leg uit dat er bij deze btw-verlaging inverdieneffecten kunnen optreden.

Een inverdieneffect betekent dat de overheid een deel van het geld dat ze uitgeven via de belasting weer terug verdienen.

2 Geef, op basis van bovenstaande tabel, een argument voor conclusie 1.

De mate waarin bedrijven een kostenvoordeel doorgeven aan de klanten zal sterk afhankelijk zijn van de mate van concurrentie tussen bedrijven.

3 Toon met een berekening aan, op basis van bovenstaande tabel, dat de werkgelegenheid in arbeidsjaren in de branche van fietsherstellers met 5% toeneemt door de btw-verlaging.

Alles begint met de BTW-verlaging die slechts deels wordt doorgegeven aan de klant.

PRIJS → VRAAG
VRAAG → WERKGELEGENHEID

4 Leg uit dat de relatief hoge p/a-ratio er toe geleid kan hebben dat de werkgelegenheid in personen, ondanks de btw-verlaging, nauwelijks toenam.

p/a-ratio, staat voor ‘personen per arbeidsjaar’.
Deze geeft een beeld van de ontwikkeling van de hoeveelheid deeltijdwerk.

1

Voorbeelden van een juist antwoord zijn:

  • Een antwoord waaruit blijkt dat de verlaging van het tarief leidt tot een stijging van de afzet, waardoor de totale inkomsten aan omzetbelasting minder sterk afnemen / toenemen.
  • Een antwoord waaruit blijkt dat de verlaging leidt tot meer werkgelegenheid, hetgeen de opbrengsten uit de inkomstenbelasting kan doen toenemen.
2

Uit het antwoord moet blijken dat dit afgeleid kan worden uit het feit dat bij de kappersbranche de btw-verlaging in grotere mate (100%) leidt tot een lagere verkoopprijs dan bij de branche van fietsherstellers (80%).

3

Een voorbeeld van een juiste berekening is:

  • prijsindex bij volledige doorberekening:   → btwverandering van −9,8%
  • dus bij 80% doorberekening: 0,8 × −9,8% = −7,84% prijsverandering
  • de afzet stijgt dan met −0,91 × −7,84% = 7,13%
  • de werkgelegenheid in arbeidsjaren stijgt met 0,7 × 7,13% = 5%
4

Uit het antwoord moet blijken dat de toename van de werkgelegenheid (in arbeidsjaren) blijkbaar vooral is opgevangen door deeltijdwerkers meer uren te laten werken.

print