Een vraagfunctie is een eerstegraads vergelijking; een rechte lijn.
Bijvoorbeeld: Qv = -4P + 100

Dat betekent dat overal op de lijn een prijsdaling van € 1 zal leiden tot een vraagstijging van 4(000) stuks.
De absolute verhouding tussen prijs en vraag is constant: het hellingsgetal.

Verschillende prijselasticiteiten

Bij elasticiteiten kijken we echter niet naar absolute veranderingen, maar naar procentuele veranderingen. 

In punt A geldt een prijs van € 20 en een hoeveelheid van 20.
Een prijsdaling van € 1 ten opzichte van € 20 = -5%
Een vraagtoename van 4 ten opzichte van 20 = +20%
⇒ Ev = -4

In punt D geldt een prijs van € 5 en een hoeveelheid van 80.
Een prijsdaling van € 1 ten opzichte van € 5 = -20%
Een vraagtoename van 4 ten opzichte van 80 = +5%
⇒ Ev = -0,25

Eenzelfde absolute verandering levert op andere punten een andere relatieve verandering en daarom ook een andere elasticiteit!

Reken maar na. De prijselasticiteit: 
in punt A bedraagt -4;
in punt B -1,5;
in punt C  -0,67 en
in punt D -0,25.

Aan de berekende waarde van de elasticiteit kunnen vervolgens conclusies worden verbonden:
hoe lager op de lijn, hoe inelastischer de vraag reageert.

Andere verandering in hetzelfde punt

Verschillende prijselasticiteiten

Op een rechte lijn geldt dus op elk punt een andere elasticiteit.
Maar de verandering die je kiest IN dat punt, heeft géén invloed op de waarde van de elasticiteit.

Om dat te laten zien, nemen we weer de berekening in punt A:

In punt A geldt een prijs van € 20 en een hoeveelheid van 20.
Een prijsdaling van € 1 ten opzichte van € 20 = -5%
Een vraagtoename van 4 ten opzichte van 20 = +20%
⇒ Ev = -4

Een prijsdaling van € 2 ten opzichte van € 20 = -10%
Een vraagtoename van 8 ten opzichte van 20 = +40%
⇒ Ev = -4

Een prijsdaling van € 4 ten opzichte van € 20 = -20%
Een vraagtoename van 16 ten opzichte van 20 = +80%
⇒ Ev = -4

Andere elasticiteiten

Het feit dat elk punt een andere elasticiteit heeft, zelfs bij eenzelfde absolute verandering, geldt niet alleen voor de prijselasticiteit van de vraag. Dit geldt voor alle elasticiteiten.

Stel dat we een vergelijking hebben die de vraag beschrijft afhankelijk van het inkomen:
Qv = +2Y + 50

Als Y van 5 → 6 (+20%) gaat
zal de vraag van 60 → 62 (+3,3%) gaan.
⇒ Ei = + 0,17

Als Y van 10 → 11 (+10%) gaat
zal de vraag van 70 → 72 (+2,9%) gaan.
⇒ Ei = + 0,29

Ook nu zien we dat eenzelfde absolute verandering leidt tot een andere waarde van de elasticiteit.

print