Deze opgave is een bewerking van opgave 3 uit het centraal examen vwo 2007.

De verkiezingsstrijd in een Europees land spitst zich toe op twee economische doelen:

− de overheidsschuldquote moet omlaag
− de verhouding inactieven/actieven (i/a-ratio) moet omlaag

Om te analyseren welke maatregelen geschikt zouden zijn om beide doelen tegelijkertijd te realiseren, gebruikt het Planbureau van dit land een economisch
model, zoals weergegeven in het blokschema in onderstaande figuur.

  1. Personen die deel uit maken van de beroepsgeschikte bevolking, maar op dit moment een inkomensvervangende uitkering hebben.
  2. Dit getal geeft aan hoeveel procent van het primaire inkomen wordt vervangen door een uitkering.
  3. De gemiddelde hoogte van een inkomensvervangende uitkering aan inactieven.
  4. Personen die deel uit maken van de beroepsgeschikte bevolking en op dit moment betaald werk verrichten.

Toelichting:

  • het weergegeven verband tussen twee grootheden geldt alléén in de aangegeven richting;
  • een minteken (−) duidt op een negatief verband, een plusteken (+) op een positief verband;
  • ter verduidelijking zijn de twee doelvariabelen van deze opgave in HOOFDLETTERS weergegeven en de twee instrumentvariabelen van deze opgave zijn vet weergegeven.

Van de huidige economische en politieke situatie in dit land zijn de volgende gegevens bekend.

  1. Kapitaal is de knelpuntsfactor.
  2. Er is sprake van onderbesteding.
  3. Er zijn politieke partijen die streven naar meer marktwerking in de economie.
  4. Er zijn politieke partijen die streven naar verdergaande inkomensnivellering.
  5. De importquote is zeer hoog.
  6. Er is een tekort aan laaggeschoold personeel.

Twee politieke partijen, Rood en Blauw, hebben ieder een eigen voorstel om de genoemde twee economische doelen te bereiken:

  • Rood stelt voor de overheidsbestedingen te vergroten;

  • Blauw stelt voor de hoogte van de uitkeringen te verlagen.

Een partijlid van Rood zit op zijn werkkamer het debat in de Tweede Kamer voor te bereiden.
Hij stelt zichzelf daarbij de volgende vragen (die jij moet beantwoorden):

a

Hoe kan de vergroting van de overheidsbestedingen de overheidsschuldquote en de i/a-ratio verlagen?

b

Hoe kan een verlaging van de uitkeringen de overheidsschuldquote vergroten? 

c

Welke voordelen kan de verhoging van de overheidsbestedingen hebben in relatie tot twee van de bovengenoemde gegevens 1 tot en met 6?

d

Welke nadelen kan een verlaging van de uitkeringen hebben in relatie tot twee van de bovengenoemde gegevens 1 tot en met 6?

Ook van Blauw zit een kamerlid het debat voor te bereiden.
Zij stelt zichzelf daarbij de volgende vragen (die jij moet beantwoorden):

e

Hoe kan de verlaging van de uitkeringen de overheidsschuldquote en de i/a-ratio verlagen?

f

Hoe kan een verhoging van de overheidsbestedingen de overheidsschuldquote vergroten? 

g

Welke voordelen kan de verlaging van de uitkeringen hebben in relatie tot twee van de bovengenoemde gegevens 1 tot en met 6?

h

Welke nadelen kan een verhoging van de overheidsbestedingen hebben in relatie tot twee van de bovengenoemde gegevens 1 tot en met 6?

a

De positieve invloed van toegenomen overheidsbestedingen op de overheidsschuldquote en op de i/a-ratio is juist verwoord.
Te denken valt aan een afname van de overheidsschuldquote door de groei van het bbp (noemereffect), hetgeen de toename van de overheidsschuldquote als gevolg van een hoger financieringstekort weer afremt (tellereffect) en te denken valt aan een stimulering van de vraag naar arbeid, waardoor het aantal actieven toeneemt, en de i/a-ratio daalt.

b

De negatieve invloed van verlaging van de uitkeringen op de overheidsschuldquote is juist verwoord.
Te denken valt aan de afname van de particuliere consumptie en dat deze daling van de bestedingen via een afname van het bbp de overheidsschuldquote doet toenemen (noemereffect).

c

De voordelen van een toename van de overheidsbestedingen in relatie tot twee van de genoemde kenmerken zijn juist verwoord.
Te denken valt aan:

  • vermindering van de relatieve kapitaalschaarste als het bij de toename van de overheidsbestedingen om overheidsinvesteringen gaat;
  • vermindering van de onderbesteding, omdat de effectieve vraag vergroot wordt.
d

De nadelen van een verlaging van de uitkeringen in relatie tot twee van de genoemde kenmerken zijn juist verwoord.
Te denken valt aan:

  • het ongewenst doorbreken van de nivelleringstrend, als door verlaging van de uitkeringen het verschil tussen lonen en uitkeringen groter wordt;
  • het verergeren van de onderbesteding indien de verlaging van de uitkeringen leidt tot een lagere effectieve vraag.
e

De positieve invloed van verlaging van de uitkeringen op de overheidsschuldquote en op de i/a-ratio is juist verwoord.

  • Te denken valt aan een verlaging van de inkomensoverdrachten, waardoor het financieringstekort daalt, hetgeen de overheidsschuldquote kan verlagen.
  • Te denken valt aan een daling van de loonkosten die het aantal actieven laat stijgen, waardoor belasting- en premieopbrengsten toenemen, waardoor het financieringstekort daalt, hetgeen de overheidsschuldquote kan verlagen.
  • Te denken valt aan het dalende vervangingspercentage, waardoor inactieven eerder geneigd zijn werk te aanvaarden, en de i/a-ratio daalt.
f

De negatieve invloed van een toename van de overheidsbestedingen op de overheidsschuldquote is juist verwoord.
Te denken valt aan een stijging van het financieringstekort waardoor de overheidsschuldquote stijgt (tellereffect).

g

De voordelen van een verlaging van de uitkeringen in relatie tot twee van de genoemde kenmerken zijn juist verwoord.
Te denken valt aan:

  • een daling van de loonkosten, waardoor de concurrentiepositie kan verbeteren, hetgeen vooral in een relatief open economie van belang is;
  • een vergroting van de afstand tussen lonen en uitkeringen (ontkoppeling), die vooral de laaggeschoolden ertoe kan aanzetten om meer inspanningen te verrichten om een betaalde baan te krijgen.
h

De nadelen van een toename van de overheidsbestedingen in relatie tot twee van de genoemde kenmerken zijn juist verwoord.
Te denken valt aan:

  • toename van de overheidsbestedingen kan het beleid gericht op meer marktwerking in de economie doorkruisen;
  • het beperkte effect van een toename van de overheidsbestedingen op de werkgelegenheid door de zeer hoge importquote.
print