Het CPI geeft de gemiddelde prijsstijging aan van een pakket goederen en diensten dat door een bepaalde groep mensen gekocht wordt. Deze prijsstijging wordt uitgedrukt ten opzichte van het basisjaar.
Het CPI is de maatstaf waarmee we de jaarlijkse inflatie meten.
Het CPI is een samengesteld en gewogen indexcijfer, waarbij de prijsverandering van elke productgroep meetelt afhankelijk van het belang van die productgroep in de uitgaven van iemand.
Prijsveranderingen van belangrijke uitgaven tellen vaker mee in het gemiddelde dan die van minder belangrijke uitgaven.
Het samengesteld gewogen prijsindexcijfer wordt berekend door alle partiële indexcijfers te vermenigvuldigen met hun wegingsfactoren. En daarna al deze uitkomsten op te tellen en te delen door het totaal van de wegingsfactoren:
De wegingsfactoren worden periodiek door het CBS door middel van een budgetonderzoek opnieuw bepaald. Bij zo’n budgetonderzoek wordt gekeken hoeveel geld een gezin uitgeeft aan de diverse productgroepen. Op deze wijze kan het belang van de verschillende prijsstijgingen worden bepaald.
Voorbeeld van een gemiddeld Nederlands gezin:
categorie (productgroep) |
wegingsfactor (relatieve belang) |
index prijsverandering (partiele indexcijfer) |
woning | 28 % | 104 |
voeding | 24 % | 99 |
ontspanning | 17 % | 102,5 |
verzorging | 9 % | 105 |
overige | 22 % | 101 |
Dat wil zeggen dat een pakket goederen van een gemiddeld gezin in Nederland het afgelopen jaar (ten opzichte van het basisjaar) 1,98% duurder is geworden.
Dit CPI nemen we als gemiddelde voor heel Nederland, zodat we hieruit concluderen dat de inflatie in Nederland ongeveer 2% bedroeg.
Natuurlijk heeft elke Nederlander zijn eigen pakket goederen, zodat de zojuist berekende gemiddelde prijsstijging voor weinig mensen exact de juiste is. Om die reden wordt door het CBS voor verschillende belangengroepen een apart CPI berekend op basis van afwijkende wegingsfactoren.
Zo zal bij bejaarden de uitgaven voor gezondheidszorg zwaarder meetellen in het gemiddelde, terwijl bij jongeren de uitgaven voor ontspanning (uitgaan en sport) zwaarder zullen wegen.