De kandidaat kan in contexten analyseren dat gezinnen en bedrijven bij het maken van keuzes informatie verzamelen ten einde onzekerheid te verkleinen. Aangezien de informatie vaak een beperkt karakter zal hebben moeten transactiepartijen een inschatting maken van mogelijke gebeurtenissen (risico) en de mate waarin transactiepartners gebeurtenissen beïnvloeden of informatie achterhouden die relevant is voor het tot stand brengen van een transactie (asymmetrische informatie).

G1: Risico

De kandidaat kan in een economische context risico’s herkennen en toepassen.

  • De aard en de omvang van het risico dat ontstaat bij het nemen van een beslissing in een situatie van onzekerheid (onzeker voorval).

  • Risicoaversie en verschillen daarin tussen transactiepartners.

G2: Asymmetrische informatie

De kandidaat kan in een economische context het verschijnsel onvolledige en/of asymmetrische informatie herkennen en toepassen.

  • Onvolledige informatie leidt in een ruilsituatie tot transactiekosten.

  • Informatieasymmetrie: informatieachterstand of informatievoorsprong van de ene transactiepartij t.o.v. de andere partij.

G3: Asymmetrische informatie in bedrijf

De kandidaat kan in een economische context van bedrijfsuitoefening onvolledige en/of asymmetrische informatie herkennen en toepassen.

  • De keuze die een ondernemer maakt bij het verkrijgen van vermogen en de functie van onderpand bij het verkrijgen van krediet.

  • Principaal-agentrelaties, het risico op averechtse selectie en moral hazard 3 .
    Te denken valt aan:
    * opdrachtgever – opdrachtnemer
    * vermogensverschaffer(eigendom) – ondernemer(leiding)
    * kredietgever – kredietnemer
    Bij een principaal-agentrelatie is er sprake van een principaal, een agent, asymmetrische informatie en tegengestelde belangen.

  • Het hanteren van contracten in een principaal-agentrelatie en het inzetten van prikkels.
  • De rol van toezichthouders op financiële en op andere markten.

G4: Risico verzekeren

De kandidaat kan in een economische context herkennen en toepassen dat er bij het verzekeren van een risico sprake is van onvolledige en/of asymmetrische informatie.

  • De betekenis van risicoaversie met betrekking tot het afsluiten van een verzekering.
  • De afweging tussen kosten en risico bij verzekeren door beide transactiepartijen.

  • Het effect dat (verplichte)solidariteit kan hebben op risicomanagement van verzekerden.
  • Averechtse selectie en middelen om dit te beperken: het verplicht voorschrijven van een verzekering; het instellen van een collectieve verzekering.
  • Moral hazard3 en middelen om dit te beperken: bijvoorbeeld eigen risico, bonus-malussysteem.

G5: Beleggen

De kandidaat kan in een economische context herkennen en toepassen dat er bij beleggen sprake is van onvolledige en/of asymmetrische informatie.

  • De relatie tussen de hoogte van het risico en het te verwachten rendement bij beleggingen.

  • Het verschil tussen obligaties en aandelen ten aanzien van de mate van risico en het te verwachten rendement.

3 Moral hazard wordt in deze syllabus cursief genoteerd, omdat het hier om een Engelse term gaat. In het Nederlands komen de volgende termen voor: moreel risico, moreel gevaar en moreel wangedrag. Ook wel: risico op moreel wangedrag.

print