Wanneer we over de arbeidsmarkt spreken, dan hebben we het over het geheel van vraag naar- en aanbod van de productiefactor arbeid.
Vraag op de arbeidsmarkt = werkgelegenheid (en vacatures)
zijn de werkgevers die de productiefactor arbeid (personeel) nodig hebben voor hun productieproces.
Aanbod op de arbeidsmarkt = beroepsbevolking
zijn de personen in een land die (minimaal 12 uur per week) kunnen en willen werken.
Pas op:
Een werkloze, werkzoekende behoort dus óók tot de beroepsbevolking!
De Arbeidsmarkt als model?
Wanneer we de arbeidsmarkt zouden kunnen weergeven met een marktmodel, zou dat model aangeven dat er sprake is van evenwicht.
Evenwicht betekent in dit geval: geen onvrijwillige werkloosheid!
De praktijk is anders. Hoe komt dat?
De meest basale voorwaarden voor een marktmodel gaan dus niet op.
Daarnaast is het prijsmechanisme uitgeschakeld door:
Lonen komen dus niet tot stand onder de perfecte werking van vraag en aanbod, maar door onderhandeling. In Nederland vindt een groot deel van die onderhandeling plaats tijdens de zogenaamde CAO-rondes. Vraag- en aanbod hebben indirect wel invloed op de onderhandelingsuitkomst, omdat de macht van de onderhandelaars afhankelijk is van de ruimte op de arbeidsmarkt.
Bij een krappe arbeidsmarkt – wanneer er sprake is van relatief weinig werkloosheid – hebben de vakbonden een sterke onderhandelingspositie en zullen de lonen relatief veel stijgen.
Bij een ruime arbeidsmarkt – wanneer er sprake is van grote werkloosheid – hebben de werkgevers een sterke onderhandelingspositie en zullen de lonen weinig stijgen. Dalende lonen komen zelden voor. We spreken daarom ook wel van van neerwaartse loonstarheid.