Welke aanpak kies je bij een lastige examenvraag?
Welke aanpak je kiest is natuurlijk ook een beetje persoonsgebonden.
Er zijn wel wat algemene strategieën en regels waar je op moet letten. Daarnaast zijn er ook voor verschillende vraagtypes strategieën die je kunnen helpen om een goed antwoord te vinden/formuleren.
In examens kunnen onderstaande vraagtypes ook als combinatie voorkomen. In de voorbeelden heb ik bewust steeds maar één strategie laten zien, maar in veel gevallen was een combinatie van strategieën gewenst.
Algemeen
Markeerstift
Gebruik een markeerstift om de belangrijkste gegevens en begrippen in de teksten en de vragen te markeren.
Vergeet daarbij niet om ook goed te kijken naar titels bij tabellen en titels en assen bij grafieken.
Dit dwingt je om goed na te denken over wat je leest. Bovendien zorgt het ervoor dat je gegevens snel kunt terug vinden, zelfs als je al wat langer bezig bent met de opgave.
Examen 2017
Na de kredietcrisis in 2008 zijn de spaartegoeden van huishoudens toegenomen van € 240 miljard aan het eind van dat jaar tot € 328 miljard aan het eind van 2012. Per jaar komt dat neer op een toename van ruim € 20 miljard.
De nominale rente op spaartegoeden daalde ondertussen van 3% in 2008 naar 2,5% in 2012. De gemiddelde reële rente op spaartegoeden kan worden gezien als een maatstaf voor de tijdsvoorkeur binnen een samenleving. Huishoudens lijken niet zo zwaar meer te tillen aan het ongemak van het uitstellen van consumptie.
Econoom Spender vindt de toegenomen spaarzin geen goede ontwikkeling, vooral aangezien het land zich nog in een situatie van laagconjunctuur bevindt: “Toenemende besparingen in combinatie met aflossingen die gezamenlijk de kredietverlening overtreffen, zullen op de korte termijn hun weerslag hebben op de maatschappelijke geldhoeveelheid.”
Uitwerking
Door te arceren wordt het later gemakkelijker om gegevens snel terug te vinden.
Door te arceren moet je goed nadenken wat je écht belangrijk vindt. En dus nadenken over de inhoud van de tekst.
Arceren betekent NIET dat je de tekst daarna niet meer in zijn geheel hoeft te lezen!!
Lees de examentekst opnieuw door
De meeste examenopgaven hebben zo’n 4 tot 6 vragen die over één inleidende tekst gaan.
Lees na 2 vragen de inleidende tekst/gegevens opnieuw door. Anders loop je de kans dat je, na lang nadenken over de vorige vragen, belangrijke gegevens vergeet.
Tekst boven de vraag
Let vooral goed op de inhoud van het stukje tekst dat boven de vraag staat.
Daarin staan ALTIJD gegevens die je in je antwoord moet verwerken (of een context waarbinnen je antwoord moet gelden).
Gebruik je kladpapier
Bijvoorbeeld om een schetsje te maken. Of om wat verschillende antwoorden die je bedenkt uit te werken, voordat je je definitieve antwoord formuleert.
Herexamen 2017
Een gemeentelijk onderzoek naar de relatie tussen parkeertarieven en de totale vraag naar parkeerplaatsen in deze parkeergarages laat zien dat deze kan worden weergegeven met de volgende vraagvergelijking:
Qv = -2.000 P + 10.000
waarbij:
Qv = totale vraag naar parkeerplaatsen in de parkeergarages in hele uren
P = parkeertarief in euro’s per uur.
De constante kosten per uur zijn voor alle garages samen € 6.000. De marginale kosten van één uur parkeren door één auto bedragen steeds € 0,80. Allpark streeft naar maximale totale winst.
⇒ Laat met een berekening zien dat het parkeertarief door Allpark dan op € 2,90 per uur wordt gesteld.
Een groot deel van de automobilisten maakt bij dit tarief geen gebruik van de parkeergarages, maar parkeert elders in de stad. De bewoners ervaren dit als overlast. De gemeente overweegt daarom een maximumtarief van € 2 per uur in te voeren voor alle parkeergarages.
⇒ Bereken de verandering van het consumentensurplus per uur die als gevolg van invoering van het maximumparkeertarief zal optreden.
Uitwerking
Je ziet nu twee mogelijkheden om je antwoord uit te rekenen:
- Door groene (oude) en gele (nieuwe) surplus uit te rekenen:
OUD: (5 – 2,90) × 4.200 × ½ = 4.410
NIEUW: (5 – 2) × 6.000 × ½ = 9.000
⇒ een toename van het consumentensurplus van € 4.590 - Door het uitstekende gele stuk (stukje rechthoek en stukje driehoek) uit te rekenen:
RECHTHOEK: (2,90 – 2) × 4.200 = 3.780
DRIEHOEKJE: (2,90 – 2) × (6.000 – 4.200) × ½ = 810
⇒ in totaal is het consumentensurplus toegenomen met € 4.590
Controleer je antwoord
Wanneer je de vraag beantwoord hebt, controleer je het antwoord.
Lees daarvoor eerst de vraag en daarna je eigen antwoord nog eens kritisch door. Klinkt het nog steeds logisch? Heb je alles voldoende uitgelegd? Heb je de gevraagde bronnen gebruikt? enz….
Rekenvragen
Benoem getallen
Benoem zoveel mogelijk getallen in je berekening. Ook alle tussenantwoorden.
Dat zorgt ervoor dat je beter je eigen berekening/redenering kunt volgen. Ook de docent kan beter beoordelen wat je gedaan hebt, zeker als je eindantwoord niet goed is. Soms kun je nog punten verdienen als een deel van de berekening herkenbaar goed is.
Herexamen 2017
Een gemeentelijk onderzoek naar de relatie tussen parkeertarieven en de totale vraag naar parkeerplaatsen in deze parkeergarages laat zien dat deze kan worden weergegeven met de volgende vraagvergelijking:
Qv = -2.000 P + 10.000
waarbij:
Qv = totale vraag naar parkeerplaatsen in de parkeergarages in hele uren
P = parkeertarief in euro’s per uur.
De constante kosten per uur zijn voor alle garages samen € 6.000. De marginale kosten van één uur parkeren door één auto bedragen steeds € 0,80. Allpark streeft naar maximale totale winst.
⇒ Laat met een berekening zien dat het parkeertarief door Allpark dan op € 2,90 per uur wordt gesteld.
Uitwerking
Allpark is de enige aanbieder. Er is dus sprake van een monopolie.
Allpark haal maximale winst bij een prijs waar geldt: MO = MK
Voor een monopolist kan de MO worden herleid uit de vraagfunctie:
Qv = -2.000 P + 10.000
P = -0,0005Q + 5
TO = -0,0005Q2 + 5Q
MO = -0,001Q + 5
Maximale winst bij productie waar MO = MK:
-0,001Q + 5 = 0,8
Q = 4.200
Bij die productieomvang geldt een prijs van:
P = -0,0005Q + 5
P = -0,0005×4.200 + 5
P = 2,9
Allpark zal dus een tarief van € 2,90 per uur kiezen.
Vergeet de conclusie niet
Reken niet alleen het gevraagde getal uit, maar geef ook antwoord op de vraag; formuleer je eindconclusie.
Soms is het zelfs verstandig om ook nog het begrip uit te leggen in je eindconclusie.
Herexamen 2017
Een gemeentelijk onderzoek naar de relatie tussen parkeertarieven en de totale vraag naar parkeerplaatsen in deze parkeergarages laat zien dat deze kan worden weergegeven met de volgende vraagvergelijking:
Qv = -2.000 P + 10.000
waarbij:
Qv = totale vraag naar parkeerplaatsen in de parkeergarages in hele uren
P = parkeertarief in euro’s per uur.
De constante kosten per uur zijn voor alle garages samen € 6.000. De marginale kosten van één uur parkeren door één auto bedragen steeds € 0,80. Allpark streeft naar maximale totale winst.
⇒ Laat met een berekening zien dat het parkeertarief door Allpark dan op € 2,90 per uur wordt gesteld.
Een groot deel van de automobilisten maakt bij dit tarief geen gebruik van de parkeergarages, maar parkeert elders in de stad. De bewoners ervaren dit als overlast. De gemeente overweegt daarom een maximumtarief van € 2 per uur in te voeren voor alle parkeergarages.
⇒ Bereken de verandering van het consumentensurplus per uur die als gevolg van invoering van het maximumparkeertarief zal optreden.
Uitwerking
Nieuwe CS: (5 – 2) × 6.000 × ½ = 9.000
⇒ 9.000 – 4.410 = € 4.590
Als gevolg van invoering van het maximumparkeertarief is het consumentensurplus met € 4.590 toegenomen.
Uitlegvragen met begrippen
Markeer de begrippen in de vraag
Of in de stelling/bewering waar in de vraag naar verwezen wordt.
Schrijf de definitie van dit begrip / deze begrippen op. (ongeveer is niet goed genoeg!)
Herhaal de vraag en verwerk zowel het begrip als de definitie van het begrip in je antwoord.
Examen 2017
De verzekering zal in de nieuwe vorm worden uitgevoerd door particuliere verzekeraars, ieder met hun eigen reputatie wat betreft service, die hun premie ook zelf mogen vaststellen. Zij mogen mensen die zich willen verzekeren niet als klant weigeren. Tegenstanders van invoering van een verplichte collectieve ziektekostenverzekering menen dat mensen zelf moeten kunnen kiezen of ze zich al dan niet wensen te verzekeren.
⇒ Leg uit dat het functioneren van vrijwillige ziektekostenverzekeringen in de weg wordt gestaan door het optreden van asymmetrische informatie en de averechtse selectie die daar het gevolg van is.
Uitwerking
Er is sprake van asymmetrische informatie als de klant meer weet over zijn gezondheid dan de verzekeringsmaatschappij.
Er is sprake van averechtse selectie als de verzekeringsmaatschappij alleen dure klanten over houdt, omdat de klanten die weinig claimen de verzekering niet kiezen omdat ze die te duur vinden.
Wanneer de verzekeraar -door de aymmetrische informatie- niet kan zien of een klant een goed/slecht risico is, is de verzekeraar gedwongen om iedereen dezelfde (relatief hoge) premie te vragen. Door de vrije keuze, zullen de goede risico’s de verzekering niet afsluiten omdat ze die te duur vinden. De verzekeraar blijft zitten met klanten die veel schade claimen. Door deze averechtse selectie zal de verzekeraar moeilijk winstgevend kunnen blijven.
Wanneer de verzekeraar om winst te maken zijn premie verhoogt, haken nóg meer goede risico’s af. Het is dus maar de vraag of de verzekeraars deze verzekering op deze manier kunnen blijven aanbieden.
Geef ALTIJD een uitleg/verklaring
Geef bij elke vraag op een vwo-examen economie een uitleg/verklaring.
Als er in de vraag geen ‘Verklaar het antwoord’ staat, dan staat er wel ‘Leg uit dat..’ of ‘Licht toe..’.
Helaas blijkt de laatste jaren nog wel eens dat het correctiemodel tóch om uitleg vraagt, ook als dat nauwelijks/niet blijkt uit de vraagstelling.
Geef dus ook uitleg bij ‘Toon aan..’ of ‘Beschrijf..’
Als de uitleg volgens het correctiemodel overbodig is, mogen er ook geen punten worden afgetrokken als je daarin iets zegt dat niet helemaal waar is. Is de uitleg wél nodig volgens het correctiemodel, krijg je geen punten als die uitleg ontbreekt.
Oorzaak-gevolg vragen
Pijlenschema op kladpapier
Kijk eerst goed in de vraag wát oorzaak / gevolg is.
Gebruik daarna je kladpapier:
schrijf met pijlen oorzaak → …. → via → …. → gevolg.
vul daarna stapje voor stapje de redenering;
werk vanuit de definitie van de begrippen;
van achter naar voren is soms makkelijker dan andersom.
Examen 2016
Agazia kampt sinds een half jaar met heftige politieke onrust. Als gevolg hiervan is een sterke kapitaalvlucht op gang gekomen: beleggers halen hun geld weg en kiezen voor landen met een stabiel economisch klimaat.
De waarde van de munt van het land, de agau, daalde van 50 naar 35 dollarcent, met als gevolg een toename van de inflatie in Agazia. De consumptieve bestedingen stegen eerst, maar zakten daarna in.
Terwijl exporterende bedrijven in Agazia als gevolg van de koersdaling in eerste instantie hun winst zagen stijgen, ondervonden alle bedrijven in het land nadeel van de kapitaalvlucht. Zij moesten investeringsprogramma’s verminderen of zelfs stop zetten. De vooruitzichten voor de structurele ontwikkeling van het land worden daardoor negatief beïnvloed.
⇒ Leg uit welk effect de kapitaalvlucht heeft op de binnenlandse rente en welke invloed deze ontwikkeling van de rente kan hebben op de structurele ontwikkeling van de economie.
Uitwerking
OORZAAK | GEVOLG | |||
Kapitaalvlucht | → | Binnenlandse rente | → | Structurele ontwikkeling |
gaat bijvoorbeeld over concurrentiepositie en investeringen (de lange termijn ontwikkeling /de ontwikkeling van de productiekant van de economie) | ||||
de hoogte van de rente wordt bepaald door vraag en aanbod | ||||
Kapitaalvlucht wil zeggen dat geld weggaat uit het land | → dus minder aanbod van geld → hogere rente | in de tekst wordt verwezen naar investeringsprogramma’s |
Let op dat je wel alles wat je nodig hebt overneemt op je antwoordvel wanneer je werkt met kladpapier!
Vragen op basis van bronnen
Benoem letterlijk de bron en het gegeven dat je in de bron gevonden hebt in je antwoord.
Noem de bron in je antwoord
Noem letterlijk de bron en het gegeven dat je in de bron gevonden hebt in je antwoord.
Examen 2017
Uitwerking
In cirkeldiagram 1 is te zien dat de hypotheekmarkt in Hoogland gedomineerd wordt door 4 grote aanbieders. Hier is duidelijk sprake van een oligopolistische markt. In cirkeldiagram 2 zien we dat de grote 4 aanbieders op de hypotheekmarkt in Laagland een relatief klein marktaandeel hebben. Er is dus veel concurrentie.
De hypotheekrente in Laagland is lager dan in Hoogland. Uit de bronnen blijkt dus dat er in Laagland veel meer concurrentie op de hypotheekmarkt. Deze concurrentie heeft een drukkend effect op de hoogte van de hypotheekrente.
OF:
De hypotheekrente in Hoogland is hoger dan in Laagland. Dat komt omdat Hoogland een oligopolistische markt heeft, waar weinig met de prijs geconcurreerd zal worden uit angst voor een prijzenoorlog. In Laagland is er wél veel concurrentie, hetgeen een neerwaardse druk heeft op de hoogte van de hypotheekrente.