Inflatie is een stijging van het algemeen prijspeil.
Als er sprake is van inflatie zijn de prijzen (gemiddeld) gestegen. Daardoor kun je met eenzelfde hoeveelheid geld minder goederen kopen.
De waarde van geld kan worden afgemeten aan het aantal producten dat je ervoor kunt krijgen. Inflatie zorgt er dus voor dat geld minder waard wordt. Met andere woorden: als alles duurder wordt, kun je met eenzelfde bedrag (bijvoorbeeld een biljet van € 50,-) minder kopen.
De Nederlandsche Bank (de Europese Centrale Bank) probeert de inflatie te beperken tot zo’n 2%. Dat percentage lijkt het gunstigst te zijn voor economische groei.
Soorten inflatie
Prijsstijgingen kunnen vele oorzaken hebben. Aan elke oorzaak van de prijsstijging wordt een andere inflatie-naam gekoppeld.
De meest voorkomende zijn:
Meten van inflatie
De inflatie wordt gemeten met behulp van het consumentenprijsindex (CPI).
Dat is een gewogen gemiddelde van heel veel verschillende prijsstijgingen. Tegenwoordig wordt voor verschillende groepen een apart inflatiecijfer berekend, omdat niet iedereen hetzelfde pakket goederen koopt en dus ook niet in dezelfde mate last heeft van de verschillende prijsstijgingen. Iemand die geen auto heeft, heeft ook geen nadeel van de gestegen benzineprijzen bijvoorbeeld.
Pas op:
Daling van de inflatie: wil niet zeggen dat de prijzen dalen.
Daling van de inflatie: wil zeggen dat de prijzen minder hard stijgen.
Té hoge inflatie is slecht voor de economische groei, maar deflatie (daling van de prijzen) is ook slecht voor de economische groei.
Dalende prijzen leiden namelijk meestal níet tot meer bestedingen. Wanneer de prijzen dalen gaan consumenten hun aankopen uitstellen (‘later is het nóg goedkoper’), waardoor de bestedingen juist gaan dalen.