Vraag 1
Een bezoeker van Pinkpop koopt bij aanvang van de dag 20 bonnen. Aan het eind van de dag zijn de bonnen niet meer geldig.
Hij kan voor de bonnen eten kopen of drank.
De drank kost 2 bonnen per consumptie. Eten kost 4 bonnen per consumptie.
a |
Teken de budgetlijn die hierbij hoort. |
b |
Wat zijn de opofferingskosten van 1 drankje? |
Vraag 2
Pietertje krijgt van opa € 5 om snoep te kopen.
Pietertje vindt chips en chocolade erg lekker.
In het snoepwinkeltje waar hij naar toe gaat kost chips € 0,50 per zakje en chocolade € 1.
a |
Teken de budgetlijn die hierbij hoort. |
b |
Wat gebeurt er met de budgetlijn als de prijs van een chocoladereep stijgt? |
Vraag 3
Een school heeft nog een vrij besteedbaar budget van € 10.000.
De school wil dat geld besteden aan nieuwe beamers in lokalen en/of aan extra excursie’s in de derde klassen.
Een nieuwe beamer kost € 800.
Een excursie kost per klas € 2000.
a |
Teken de budgetlijn die de mogelijke keuzes van de school weergeeft. |
b |
Waarom is een lijn tekenen in dit geval eigenlijk heel raar? |
c |
De school vindt een sponsor die nog € 2000 extra doneert. De school stopt dit geld in het genoemde budget. |