Er wordt dus € 100 winst gemaakt per product
en dat 8 mln. keer.
2b
Het verschil tussen GTK en GVK zijn de GCK (gemiddelde constante kosten).
Door dat bedrag (GCK) te vermenigvuldigen met de hoeveelheid producten, krijg je de totale constante kosten.
TCK = GCK × Q
3
Er worden 20.000 producten geproduceerd, voor een prijs van € 200.
TO = p × q
4a
De kosten voor de overheid bestaan uit het aantal producten dat zij moeten opkopen (het verschil tussen Qa en Qv). Daarvoor moeten zij de Pmin betalen per product.
TK = (Qa – Qv) × Pmin
4b
Groene arcering: oude consumentensurplus (zonder ingrijpen)