Een producent op een markt van volkomen concurrentie kan niet zelf zijn prijs bepalen. Die prijs wordt bepaald door de totale vraag en het totale aanbod. Daar heeft de producent geen invloed op.
Afhankelijk van zijn ondernemingsdoelstelling kan de producent alleen de productiehoeveelheid aanpassen.
Hierbij zijn een aantal doelstellingen denkbaar:
Volkomen concurrentie
Gegeven:
- De evenwichtsprijs op deze markt is € 50
- De producent heeft € 30 aan proportioneel variabele kosten per product
- De totale constante kosten bedragen € 1.000.000
- De productiecapaciteit bedraagt 100.000 stuks.
Break-even-punt
We kunnen aan het snijpunt van TO en TK in grafiek 1 aflezen dat het BEP bij 50.000 producten zit.
Dit is in grafiek 2 ook te zien aan het snijpunt van GO en GTK.
Maakt het bedrijf dus minder dan 50.000 producten, wordt verlies geleden.
Maakt het bedrijf meer dan 50.000 producten, wordt er winst gemaakt.
Wiskundig oplossen |
TO = TK 50×Q = 30×Q + 1.000.000 20×Q = 1.000.000 Q = 50.000 |
Maximale omzet
Omdat de producent voor elk product steeds hetzelfde bedrag krijgt, behaalt hij zijn maximale omzet wanneer hij zoveel mogelijk producten verkoopt. Dat is het beste te zien in figuur 1.
Maximale omzet haalt hij dus bij zijn productiecapaciteit.
Maximale winst
In grafiek 1 zien we dat TO sneller stijgt dan TK.
Zodra het BEP bereikt is, wordt de winst steeds groter. Om maximale winst te maken, moet je dus zoveel mogelijk producten maken.
In grafiek 2 is dat iets moeilijker te zien. Als je als bedrijf steeds € 50 per product verdient en je moet steeds € 30 aan extra (variabele) kosten moet maken voor zo’n product. Je verdient dus steeds € 20. Hiervan zul je eerst de constante kosten moeten betalen. Vanaf 50.000 producten (BEP) zijn de constante kosten betaald en levert elk product steeds € 20 extra winst op.
Als het bedrijf zoveel mogelijk producten maakt, kan het ook een maximaal aantal keren die € 20 winst maken.
De maximale winst haalt het bedrijf dus bij de productiecapaciteit.