De theorie van comparatieve kosten toont aan dat, wanneer er sprake is van een comparatief kostenverschil, de welvaart van landen stijgt wanneer zij zich specialiseren en onderling gaan handelen.
Een land heeft een comparatieve voordeel wanneer een land een bepaald product relatief goedkoper kan produceren dan een handelspartner. Dat geldt zelfs wanneer het ene land alles voordeliger kan produceren dan het andere land.
We kunnen e.e.a. het beste laten zien met behulp van een sterk vereenvoudigd voorbeeld, waarbij:
- 2 landen; Nederland en Japan
- 2 producten produceren; voedsel en computers
- voor de productie uitsluitend arbeid nodig is
- Nederland heeft 2 mln. arbeidsuren en Japan 1 mln. arbeidsuren beschikbaar voor de productie
In onderstaande tabel staat hoeveel uren arbeid beide landen nodig hebben om een eenheid product zelf te maken.
aantal uren arbeid per eenheid product |
Nederland | Japan |
computer | 25 | 10 |
voedsel | 50 | 40 |
Japan kan beide product goedkoper produceren dan Nederland. We spreken dan van een absoluut kostenvoordeel voor Japan op beide producten.
Oplossing via opofferingskosten
Om te kijken wie nu het comparatieve (relatieve) voordeel op welk product heeft, kunnen we het beste kijken naar de opofferingskosten in het eigen land.
opofferingskosten |
Nederland | Japan |
computer | Wanneer men in Nederland 1 computer wil produceren, zijn daar 25 uur voor nodig. In diezelfde tijd kan men in Nederland 0,5 eenheid voedsel produceren.
De opofferingskosten voor |
Wanneer men in Japan 1 computer wil maken, zijn daar 10 uur voor nodig. In diezelfde tijd kan men in Japan 0,25 eenheid voedsel produceren.
De opofferingskosten voor |
voedsel | Wanneer men in Nederland 1 eenheid voedsel wil produceren, zijn daar 50 uur voor nodig. In die tijd kan men ook 2 computers maken.
De opofferingskosten voor |
Wanneer men in Japan 1 eenheid voedsel wil produceren, zijn daar 40 uur voor nodig. In die tijd kan men ook 4 computers maken.
De opofferingskosten voor |
De opofferingskosten om een computer te produceren zijn in Japan het laagst. De opofferingskosten om voedsel te produceren zijn het Nederland het laagste. De landen doen er verstandig aan om zich in deze producten te specialiseren. Op die manier wordt arbeid het meest efficiënt gebruikt.
Wanneer we in onderstaande tabel de productie zonder (autarkie) en mét (specialisatie) handel vergelijken, zien we dat er met dezelfde hoeveelheid arbeid door specialisatie méér producten gemaakt kunnen worden, waardoor de welvaart stijgt.
Autarkie (arbeid wordt 50-50 verdeeld over beide producten) |
Specialisatie en Handel (arbeid volledig ingezet voor product met comparatieve voordeel) |
|||||
Nederland | Japan | Totaal | Nederland | Japan | Totaal | |
computer | 1 mln. uren = 40.000 |
500.000 uren = 50.000 |
90.000 | 0 | 1 mln. uren = 100.000 |
100.000 |
voedsel | 1 mln. uren = 20.000 |
500.000 uren = 12.500 |
32.500 | 2 mln. uren = 40.000 |
0 | 40.000 |
Wanneer de landen zich specialiseren, zullen ze natuurlijk computers en voedsel moeten gaan ruilen.
Aangezien in Nederland 1 eenheid voedsel 2 computers waard is
en in Japan 1 eenheid voedsel 4 computers waard is,
zal de ruilverhouding hier ergens tussen zitten. Waarschijnlijk zullen zij 1 eenheid voedsel tegen 3 computers gaan ruilen. Zo hebben beide landen voordeel van het specialiseren.
Oplossing via de autarkische ruilverhouding
Dat laatste gegeven, hoeveel bij autarkie de producten in een land onderling waard zijn, kunnen we ook gebruiken om te bepalen wie welk product gaat maken.
aantal uren arbeid per eenheid product |
Nederland | Japan |
computer | 25 | 10 |
voedsel | 50 | 40 |
ruilverhouding bij autarkie | 2:1 (2 computers zijn net zoveel waard als 1 eenheid voedsel) |
4:1 (4 computers zijn net zoveel waard als 1 eenheid voedsel) |
Omdat de binnenlandse ruilverhoudingen verschillen (comparatieve kostenverschillen) is het wederzijds aantrekkelijk om te gaan handelen. De ruilverhouding zal ergens tussen de binnenlandse ruilverhoudingen komen te liggen.
Aan de ruilverhouding kunnen we dus ook zien dat Japan beter computers kan maken voor Nederlands voedsel. Ze krijgen dan voor (bijvoorbeeld) 3 computers 1 eenheid voedsel. Wanneer ze dat voedsel in eigen land zouden produceren, zou een eenheid voedsel 4 computers kosten. Het is dus efficiënter om te specialiseren en te ruilen.
Kritiek:
Hoewel deze theorie verklaart dat beide landen erop vooruit gaan bij vrijhandel, geldt dit niet noodzakelijk voor alle groepen binnen die landen. Indien men werkt in een bedrijfstak die de internationale concurrentie niet aankan en niet omgeschoold kan worden, dan kan er wel degelijk sprake zijn van lokale nadelen. Vanuit deze hoek zal dan ook vaak worden aangedrongen op protectionistische maatregelen.
Ook zal het principe van het comparatieve voordeel armere landen aansporen om zich te blijven specialiseren in landbouw (omdat ze daar het comparatieve voordeel hebben), terwijl rijkere landen dat doen in geavanceerde technologie. Het gevolg hiervan is dat het verschil in rijkdom verder zal groeien.