Vraag 1
In 2017 stegen de inkomens in Nederland gemiddeld met 3%.
De vraag naar product X steeg in die periode met 0,6%.
a |
Noem een product dat zou voldoen aan dit beschreven verband. Bereken de waarde van de elasticiteit om je antwoord te ondersteunen. |
De verkopen van product Y bleven in 2017 constant.
b |
Wat is de waarde van de inkomenselasticiteit van dit product? |
c |
Hoe noemen we een product met deze inkomenselasticiteit? |
Product Z heeft een inkomenselasticiteit van -1,33.
d |
Bereken hoeveel procent de vraag naar product Z in 2017 veranderde. |
e |
Hoe noemen we een product met een inkomenselasticiteit van -1,33? |
b |
Geef van elke afbeelding aan om wat voor soort product het gaat. Kies uit: |
c |
Geef van elke afbeelding aan welke waarde van de elasticiteit daarbij hoort. Kies uit: |