Al vanaf het begin van de Europese samenwerking is landbouw een belangrijk onderwerp. Zo moet het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) er voor zorgen dat het aanbod van voedsel voldoende is, dat consumenten voor redelijke prijzen landbouwproducten kunnen kopen en dat boeren een behoorlijk inkomen hebben. In 1984 startte de Europese Unie (EU) met garantieprijzen:
minimumprijzen met een door de EU volledig gegarandeerde afzet.
Deze regeling leidde tot overschotten: ‘melkplassen’, ‘boterbergen’ en ‘graanheuvels’.
Deze overschotten werden door de EU opgekocht tegen de garantieprijs en op de wereldmarkt aangeboden tegen zeer lage prijzen, waardoor ontwikkelingslanden minder goed in staat waren een betere landbouweconomie te ontwikkelen.
Om de overproductie van melk tegen te gaan, heeft de EU in de jaren tachtig van de vorige eeuw nieuwe maatregelen geïntroduceerd: het productiequotum en de superheffing.
De gegarandeerde afzet en de opkoopregeling van overschotten werden afgeschaft.
1 | Leg uit hoe een systeem van garantieprijzen kan leiden tot overschotten. |
Stel dat op de Nederlandse markt voor koemelk in een bepaald jaar de volgende gegevens gelden:
vraag: Qv = −250P + 15.000
aanbod: Qa = 750P − 3.000
Q = hoeveelheid koemelk in miljoenen liters
P = prijs per liter koemelk in centen
evenwichtsprijs 18 cent per liter
De vraag is afkomstig van enkele zuivelcorporaties en supermarktketens, verder kortweg ‘afnemers’ genoemd.
Het aanbod komt van een groot aantal individuele Nederlandse melkveehouders: de producenten.
De EU stelt voor Nederlandse koemelk een productiequotum vast bij een minimumprijs van 20 cent per liter.
Bron 13
productiequotum en superheffing voor melk Een productiequotum is het recht een bepaalde hoeveelheid te produceren. Sinds 1984 is ieder land in de EU een quotum voor melk opgelegd. Elke individuele melkveehouder krijgt een deel van dit quotum per land toegewezen. In Nederland zijn er 20.000 melkveehouders. Als een melkveehouder meer melk verkoopt aan de afnemers dan het eigen quotum, dan volgt er een hoge boete op deze overproductie: de superheffing. De boete wordt door de EU bepaald als een bedrag in centen per liter. Een quotum is wel verhandelbaar. Indien melkveehouders de melkproductie willen uitbreiden kan het quotum gekocht worden van melkveehouders die de productie willen beperken of beëindigen. |
Gebruik bovenstaande bron (13).
2 | Toon met een berekening aan dat de gemiddelde omvang van het productiequotum per melkveehouder in Nederland 500.000 liter bedraagt. |
De EU-maatregelen beïnvloeden de verdeling van het totale producenten- en afnemerssurplus.
3 | In welke grafiek uit bron 14 is het grijze vlak de juiste omvang van het totale producentensurplus na invoering van de minimumprijs en het productiequotum? |
4 | Leg uit waarom de invoering van het productiequotum gevolgen heeft voor de omvang van het producentensurplus. |
uit een krant (maart 2009): Boer zucht onder dalende prijzen |
Bron 15
kostenoverzicht melkveehouder Van den Broek
|
Gebruik bovenstaande bron (15).
5 |
Bereken welke aanpassing van de superheffing nodig is, zodat Van den Broek bij de gegeven marktprijs van 18 cent zijn overproductie niet meer zal dumpen in de gierput:
|
In de EU worden op dit moment de productiequota voor melk geleidelijk verruimd met het oog op het stopzetten van het stelsel van garantieprijzen, superheffing en productiequotum voor melk na 2015. Dat zou betekenen dat de vrije werking van het marktmechanisme de prijs van melk gaat bepalen. De Europese melkveehouders zouden dan in een gevangenendilemma terecht kunnen komen, als ze allemaal hun productiecapaciteit maximaal willen benutten.
6 | Leg uit op welke manier de Europese melkveehouders in een gevangenendilemma terecht kunnen komen, als de EU na 2015 de marktregulering volledig zou stopzetten. |