De regering van een land vindt dat de vermogensverdeling in het land te scheef is. Uit onderzoek is gebleken dat een deel van de huishoudens een negatief vermogen heeft. Er wordt gezocht naar een mogelijkheid daaraan iets te doen. Gedacht wordt aan het instellen van een vermogensbelasting. De opbrengst daarvan zal worden gebruikt om via subsidies op woningen het eigen woningbezit te stimuleren voor de 20%-groep huishoudens met het laagste inkomen. Voor de analyse van dit beleidsvoorstel wordt onder andere gebruik gemaakt van figuur 1.

Toelichting bij figuur 1

  • De inkomensverdeling heeft betrekking op het primaire inkomen.
  • De indeling in huishoudens is gebaseerd op de inkomensverdeling.
  • Het aantal huishoudens bedraagt 6.450.000 met een gemiddeld vermogen van € 136.000.
1 Wat wordt bedoeld met negatief vermogen?

Vermogen kan in spaargeld zitten, in je huis, in aandelen enz…

Een stijging van het inkomen kan leiden tot een stijging van het vermogen en omgekeerd kan een stijging van het vermogen leiden tot een stijging van het inkomen.

2 Geef voor beide samenhangen een verklaring.

Denk bij ‘inkomen’ niet alleen aan loon, maar aan alle primaire inkomens: loon, pacht, huur / rente en winst.

3 Bereken met behulp van de gegevens het gemiddelde vermogensbedrag per huishouden in de 20%-groep met het hoogste inkomen.

Bereken achtereenvolgens:

  • het aantal huishoudens in deze groep
  • het totale vermogen van alle huishoudens
  • met behulp van de grafiek het vermogen van de rijkste groep
  • het vermogen van deze groep per huishouden

Stel dat de vermogensbelasting 0,5% bedraagt van het vermogen van een huishouden; over de eerste € 50.000 vermogen hoeft geen belasting te worden betaald en de maximale vermogensbelasting bedraagt € 4.000.

4 Bereken vanaf welk vermogen de vermogensbelasting degressief is.

De belasting wordt degressief wanneer de gemiddelde belastingdruk daalt.
Dus wanneer je vermogen stijgt, maar de belasting niet meer.

5 Waaruit blijkt dat dit beleidsvoorstel tot vermogensherverdeling invloed kan hebben op de tertiaire inkomensverdeling?

Het tertiaire inkomen is het inkomen na alle directe en indirecte belastingen en subsidies.

1

Uit het antwoord moet blijken dat er sprake is van negatief vermogen als het bedrag van de schulden groter is dan de waarde van de bezittingen.

2

Een antwoord waaruit blijkt dat:

  • huishoudens met een stijgend inkomen meer kunnen gaan sparen (1 pnt)
  • huishoudens met een stijgend vermogen meer inkomen uit vermogen kunnen gaan ontvangen (1pnt)
3

De rijkste 20% van de huishoudens betreft (20% van 6.450.000) 1.290.000 huishoudens.

Het totale vermogen in het land is 6.450.000 × € 136.000 = € 877,2 miljard

De rijkste 20% van de huishoudens bezit 80% van het totale vermogen (de armste 80% bezit 20% van het vermogen): € 701,76 miljard

Dat is per huishouden (voor de rijkste huishoudens): € 544.000

4

Meer dan € 4.000 hoeft niemand te betalen.

Met een vermogensbelasting van 0,5% betaal je € 4.000 belasting over een vermogen van:

De eerste € 50.000 was vrijgesteld. Dus het totale vermogen moet dan zijn: € 50.000 + € 800.000 = € 850.000

Iemand die meer vermogen heeft, betaalt niet meer belasting. De gemiddelde belastingdruk gaat dan dalen = degressief.

5

Uit het feit dat er subsidies op woningen worden gegeven (aan mensen met lagere inkomens).

print