In een land vindt de overheid dat het sterk toegenomen gebruik van bromscooters de verkeersveiligheid bedreigt. Om dit gebruik af te remmen onderzoekt de overheid twee mogelijke maatregelen, waarvan ze er uiteindelijk één wil kiezen:
- Een heffing op de aanschafprijs van een nieuwe bromscooter in de vorm van een vast bedrag in euro’s per bromscooter.
- Een heffing op de prijs van bromscooterbrandstof.
Er is ook onderzoek gedaan naar de mate waarin de afzet van nieuwe bromscooters reageert op een prijsverandering van bromscooterbrandstof. In de uitgangssituatie bedraagt deze kruislingse prijselasticiteit van de afzet van nieuwe bromscooters ten opzichte van de prijs van bromscooterbrandstof -0,625.
De mogelijke effecten van beide maatregelen op de markt voor nieuwe bromscooters in dit land zijn in onderstaande figuur weergegeven.
De omzet van bromscooters na het nemen van maatregel 2 is in de grafiek aangegeven.
vraag naar en aanbod van nieuwe bromscooters
1 | Bereken hoeveel procent van de heffing door de producenten van bromscooters wordt afgewenteld op de consumenten, indien wordt gekozen voor uitvoering van maatregel 1. |
2 | Arceer in de grafiek op de uitwerkbijlage het omzetverlies na afdracht van de heffing voor de producenten van bromscooters als gevolg van het kiezen voor uitvoering van maatregel 1. |
3 | Bereken op basis van de figuur met hoeveel procent de prijs van bromscooterbrandstof stijgt, indien wordt gekozen voor uitvoering van maatregel 2. [aangepast t.o.v. examen] |
Een woordvoerder van een organisatie van bromscooterproducenten is van mening dat maatregel 2 de minst slechte optie is voor de producenten, omdat zij door toekomstige productinnovatie het effect van maatregel 2 kunnen afzwakken.
4 | Leg uit dat toekomstige productinnovatie het effect van maatregel 2 op de afzet van nieuwe bromscooters kan afzwakken. |