Een indifferentiecurve of isonutcurve beschrijft de voorkeur die een consument heeft. De curve geeft de verschillende goederencombinaties aan die voor de consument dezelfde behoeftebevrediging opleveren.
Elke goederencombinatie op de indifferentiecurve is voor de betreffende consument dus om het even.
Punt a1, a2 en a3 levert de consument dezelfde behoeftebevrediging op.
Je ziet wel aan het verloop van de helling dat er steeds meer van het ene product bij moet komen als men nog maar weinig van het andere product heeft. Alleen op die manier kan dezelfde mate van behoeftebevrediging worden behouden:
Hogere indifferentiecurven leveren een hogere behoeftebevrediging op.
Dat wil zeggen: hoe verder de nutscurve van de oorsprong getekend is, hoe groter de behoeftebevrediging is voor de consument.
Dat wil zeggen dat I2 een hogere welvaart oplevert voor de consument dan I1.
I3 levert de hoogste behoeftebevrediging op.
Een punt laag op I3 heeft dus de voorkeur boven een punt hoog op I1.
Welke keuze komt tot stand?
De indifferentiecurve beschrijft de voorkeur van de consument.
De budgetlijn beschrijft de (financiële) mogelijkheden van de consument.
Wanneer we die twee met elkaar combineren kunnen we zien welke keuze de consument zal maken:
In dit geval zal deze consument, gegeven zijn budget, kiezen voor punt K.
Dit levert hem de hoogst mogelijke behoeftebevrediging op.
NB. de inhoud van deze pagina hoort niet bij de examenstof