Een statistisch bureau van een land publiceert een conjunctuurkompas.
Het conjunctuurkompas geeft in één oogopslag een beeld van de economische situatie. Dit kompas wordt opgesteld aan de hand van acht gegevens.
Voor elk gegeven is een score bepaald, waarbij geldt dat hoe verder de score van A af ligt, hoe gunstiger dit is voor de groei van de welvaart (in enge zin).

figuur 1  conjunctuurkompas 2010

Toelichting:

  • De scores op de acht gegevens uit 2010 zijn verbonden door een lijn. Deze lijn vormt de buitenrand van het grijze vlak.
  • De scores op de acht gegevens uit 2009 zijn verbonden door een cirkel.
  • Een voorbeeld bij de inflatie: De score op dit gegeven ligt voorbij de cirkel en ligt dus in 2010 hoger dan in 2009. De inflatie heeft zich gunstig ontwikkeld voor de groei van de welvaart en is hier afgenomen.
1 Leg uit waarom groei van de welvaart in enge zin wordt gemeten op basis van volumeveranderingen.

Welvaart gaat om de mate waarin iemand is staat is om met schaarse middelen in zijn behoefte te voorzien.

2 Ligt het aantal faillissementen in 2010 hoger of lager dan in 2009? Leg het antwoord uit aan de hand van de figuur. Betrek in het antwoord het effect op de welvaart.

Gegeven: hoe verder de score van A af ligt, hoe gunstiger voor de groei van de welvaart.
Lees ook het voorbeeld bij de toelichting nog eens zorgvuldig.

3 Geef met behulp van de figuur een oorzaak voor de gunstige ontwikkeling van de inflatie. Licht het antwoord toe.

Zoals in de toelichting (punt 3) staat, is de afname van de inflatie gunstig geweest voor de welvaart. Welk gegeven kan hiervoor hebben gezorgd?

4 Is de gemiddelde arbeidsproductiviteit in 2010 gestegen of gedaald? Licht het antwoord toe met behulp van de figuur.

Welke gegevens uit de figuur moet je combineren om een uitspraak te kunnen doen over de productie per werknemer?

Een econoom heeft kritiek op dit conjunctuurkompas. Hij stelt: “Zowel een stijging als een daling van het prijspeil uitvoer kan leiden tot een daling van de uitvoerwaarde.”

5 Leg de stelling van de econoom uit.

Uitvoerwaarde = uitvoervolume × uitvoerprijs

1

Uit het antwoord moet blijken dat het bij groei van de welvaart (in enge zin) gaat om het niveau van productie, hetgeen uitsluitend vast te stellen is in hoeveelheden.

2

hoger dan in 2009

Uit de uitleg moet blijken dat de dichter bij A liggende score wijst op een ongunstig effect op de groei van de welvaart en dat een groter aantal faillissementen tot (een groter) verlies van werkgelegenheid / productie leidt.

3

Een antwoord waaruit blijkt dat de lagere score van de werkgelegenheid kan wijzen op een verruiming van de arbeidsmarkt. Daardoor zal er weinig opwaartse druk op de lonen zijn en dus maar weinig kans op inflatie.

4

gestegen

Een toelichting waaruit blijkt dat de score van het volume van de productie toeneemt, maar dat de score van de werkgelegenheid afneemt.

5

Een voorbeeld van een juist antwoord is:

  • Een antwoord waaruit blijkt dat een stijging van het prijspeil van de uitvoer kan leiden tot een lager uitvoervolume
  • en waaruit verder blijkt dat een daling van het prijspeil van de uitvoer kan leiden tot een verlaging van de opbrengst van de uitvoer
print