Aisha en Henk, nu beiden 25 jaar, overwegen samen een kledingzaak te beginnen. Aisha heeft zich een beeld gevormd van de manier waarop hun financiƫle positie zich in dat geval in de toekomst zou kunnen ontwikkelen (zie figuur). Daarbij is ze onder andere van de volgende veronderstellingen uitgegaan:

  • De kledingzaak wordt gedreven als vennootschap onder firma.
  • Aisha en Henk beschouwen tot hun 65ste uitsluitend de winst van de kledingzaak (totale omzet minus totale kosten) als hun inkomen.
  • Een deel van dat inkomen wordt gebruikt voor privĆ©-uitgaven. Een ander deel wordt in de kledingzaak geĆÆnvesteerd. Wat overblijft zetten Aisha en Henk op een spaarrekening met een vast rentepercentage. De rente wordt niet als inkomen beschouwd en blijft op de spaarrekening staan.
  • Het vermogen van Aisha en Henk bestaat uit de verkoopwaarde van de kledingzaak en het tegoed op de spaarrekening.
  • Beiden worden 85 jaar oud.
  • Op hun 65ste stoppen ze met werken en verkopen ze de kledingzaak. De opbrengst zetten ze op hun spaarrekening. Zij nemen daarna jaarlijks een vast bedrag van die spaarrekening op.
  • Zij krijgen vanaf hun 65ste verjaardag een AOW-uitkering waarvan de hoogte overeenkomt met het sociale minimum.
  • Er is geen inflatie.

figuurĀ  ontwikkeling financiĆ«le positie Aisha en Henk
(inkomen per jaar, vermogen per einde jaar)

Henk bekijkt de figuur en zegt tegen Aisha: ā€œAls ons vermogen stijgt, zijn onze privĆ©-uitgaven lager dan ons inkomenā€.

1 Leg uit dat Henk zich vergist. Gebruik hierbij twee argumenten.

Tweede bolletje: Henk beschouwt de winst uit de zaak als enige inkomen.

Aisha beseft dat zij en Henk vermogensrisico lopen als hun kledingzaak failliet gaat. Zij denkt dat ze dit risico kunnen beperken door een andere ondernemingsvorm te kiezen.

2 Noem een ondernemingsvorm waarmee ze het vermogensrisico kunnen beperken. Licht het antwoord toe.

Met het vermogensrisico wordt bedoeld dat het privƩvermogen niet veilig is bij een faillissement van de zaak.
Bij welke ondernemeningsvorm is dat nĆ­et het geval?

De lijn van het vermogen na hun 65ste daalt voortdurend.

3 Leg uit waarom het vermogen na hun 65ste voortdurend sneller daalt.

Zesde bolletje: het vermogen staat op een spaarrekening, waarvan zij jaarlijks een vast bedrag afhalen.

Aisha wil kijken wat het gevolg is voor hun financiƫle positie als er wel inflatie zou zijn. Ze veronderstelt dat vanaf hun 25ste de inflatie elk jaar 1% is. Om dan de koopkracht van hun vermogen op hun 65ste gelijk te laten zijn aan de koopkracht van hun vermogen zonder inflatie, zou er extra gespaard moeten zijn (het vermogenstekort).

4 Bereken het vermogenstekort als gevolg van de veronderstelde inflatie.

Om de koopkracht op het 65e gelijk te houden, zou het bedrag jaarlijks moeten worden aangepast aan de inflatie.

Aisha denkt dat zij en Henk bij inflatie extra kunnen sparen zonder dat ze op hun consumptie moeten bezuinigen. Maar Henk zegt dat dit niet zeker is.

5 Leg uit waarom dit niet zeker is. Betrek in het antwoord de omzet, de bedrijfskosten en de privƩ-uitgaven.

Inflatie heeft betrekking op alle genoemde onderdelen. Inflatie is een gewogen gemiddelde van ā€˜alleā€™ prijsstijgingen.

Henk zegt dat ze wellicht beter geen eigen kledingzaak kunnen beginnen maar als werknemers in dienst moeten treden van een kledingbedrijf. Aisha vergelijkt daarop de risicoā€™s van een eigen kledingzaak met de risicoā€™s als werknemer met verplichte deelname aan een pensioenfonds. Ze kijkt daarbij naar twee risicoā€™s:

  • het risico dat ze langer leven dan 85 jaar;
  • het risico dat door conjunctuurbewegingen hun inkomen kan wisselen.
6 Beschrijf de vergelijking die Aisha in de gegeven context zou kunnen maken.

Vergelijk de ā€˜risicoā€™sā€™ van langer leven tussen pensioenfonds en spaarrekening.
Risico conjunctuur en inkomen: als het economisch slechter gaat ā€“ inkomen uit loondienst versus inkomen uit winst.

1

Uit het antwoord moet blijken dat Henk

  • de rente over het vermogen en 1
  • (de toename van) de verkoopwaarde van de kledingzaak over het hoofd ziet 1

Opmerking: een verwijzing naar de investeringen in de kledingzaak is niet goed.

2

Uit het antwoord moet blijken dat het gaat om de bv (of de nv).
Uit de toelichting moet blijken dat ze bij deze ondernemingsvorm niet met hun privƩvermogen aansprakelijk zijn voor de schulden van de onderneming.

3

Een antwoord waaruit blijkt dat het vermogen op de spaarrekening door de opnamen afneemt, waardoor ook de ontvangen rente afneemt en de ā€˜netto opnamenā€™ steeds groter worden / de opnamen steeds minder gecompenseerd worden door de ontvangen rente.

4

Een voorbeeld van een juiste berekening is:
vermogenstekort: ā‚¬ 400.000 Ɨ 1,0140 āˆ’ ā‚¬ 400.000 = ā‚¬ 195.545,49

5

Een antwoord waaruit blijkt dat door prijsstijgingen hun omzet, hun bedrijfskosten en hun privƩ-uitgaven kunnen stijgen en dat, alleen als de omzet meer stijgt dan bedrijfskosten en privƩ-uitgaven samen, het gespaarde bedrag zal toenemen.

6

Een voorbeeld van een juist antwoord is:

  • het risico dat ze langer leven dan 85 jaar
    Een antwoord waaruit blijkt dat ze als werknemers min of meer zeker zijn van een uitkering van het pensioenfonds tot hun overlijden, terwijl als ondernemers hun vermogen kan opraken als ze lang leven en ze zullen moeten gaan bezuinigen
  • het risico dat hun inkomen kan wisselen
    Een antwoord waaruit blijkt dat ze als werknemers een min of meer vast inkomen hebben / bij ontslag recht hebben op een WW-uitkering terwijl hun inkomen als ondernemers mede afhankelijk is van de bedrijfswinst die conjunctuurgevoelig kan zijn / bij faillissement wegvalt omdat ondernemers geen recht hebben op een WW-uitkering
print