Het basismodel

Een wiskundig Keynesiaans model beschrijft eigenlijk de geldstromen uit het kringloopmodel.
Alle bedragen luiden in miljarden euro’s, tenzij anders aangegeven.

Model:

(1) C = 0,6(Y – B) + 60
(2) B = 0,2Y – 20
(3) I = 85
(4) O = 100
(5) EV = C + I + O
(6) Y = EV

(7) Y* = 530

Legenda:

C = particuliere consumptie
B= belasting
I = particuliere investeringen
O = overheidsbestedingen
EV = effectieve vraag
Y = nationaal inkomen
Y* = productiecapaciteit

Kringloopmodel:

Kringloopmodel gesloten economie

a

Bereken de hoogte van het evenwichtsinkomen (Ȳ). Rond je antwoord af op één decimaal.

b

Bereken de omvang van de output gap. Geef aan of deze positief of negatief is.

c

Uit welke (twee) onderdelen bestaan de overheidsbestedingen?

De multiplier voor de autonome overheidsbestedingen bedraagt 1 12/13, terwijl de multiplier voor autonome belastingen -1 2/13 bedraagt.
Om de werkloosheid in het land aan te pakken overweegt de overheid tot een bestedingsimpuls. De regering denk aan € 10 mld. extra overheidsbestedingen.

Verschillende oppositiepartijen uiten kritiek:

  • Oppositiepartij CDB wijst erop dat de regering helemaal geen financiële ruimte heeft om de economie te stimuleren. De EMU vereist namelijk dat het overheidstekort onder de 3% van het BBP blijft.

  • Oppositiepartij SPP ziet liever een belastingverlaging van € 10 mld om de koopkracht van de burgers te stimuleren.

d

Leg met behulp van het kringloopmodel uit waarom de multiplier van de autonome belastingen een lagere (absolute) waarde heeft dan die van de overheidsbestedingen.

e

Bereken de omvang van het financieringstekort in procenten van het BBP indien het voorstel van de regering wordt uitgevoerd.

De regering gaat uiteindelijk, ondanks alle oppositie, over tot de extra bestedingsimpuls van € 10 mld.

De reële economie is in evenwicht als het particuliere spaarsaldo gelijk is aan het overheidssaldo.

f

Laat zien dat, na de bestedingsimpuls, de (reële kant van de) economie bij het evenwichtsinkomen inderdaad in evenwicht is.

Uitbreiding met de arbeidsmarkt

Bovenstaand model kunnen we met enkele vergelijkingen uitbreiden met de arbeidsmarkt.
Op die manier kunnen we ook de werkloosheid analyseren.

Uitbreiding arbeidsmarkt:

(8) Av = 

(9) apt = 80.000
(10) Aa = 6,9 mln
(11) U = Aa – Av

Legenda:

Av = vraag naar arbeid (in mln arbeidsjaren)
apt = arbeidsproductiviteit (in €)
Aa = aanbod van arbeid (in mln arbeidsjaren)
U = werkloosheid (in mln arbeidsjaren)

g

Bereken de omvang van de werkloosheid in de uitganssituatie (vóór de bestedingsimpuls).

h

Bereken met behulp van de output gap de omvang van de conjuncturele werkloosheid.

Een kritisch kamerlid prijst de overheid voor haar intentie om de werkloosheid aan te pakken, maar vraagt de regering hoeveel het de overheid – of eigenlijk de toekomstige belastingbetalers – nu elke extra baan per saldo gekost heeft.

i Bereken de netto kosten per extra arbeidsjaar.
a

Y = 0,6(Y-(0,2Y – 20)) + 60 + 85 + 100
Y = 0,6(0,8Y + 20) + 245
Y = 0,48Y + 12 + 245
0,52Y = 257
Ȳ = 494,2

b

Output gap = Ȳ – Y* = 494,2 – 530 = -35,8 mld euro (dus negatief)

c

Overheidsbestedingen:

  • overheidsconsumptie (incl. ambtenarensalarissen)
  • overheidsinvesteringen
d

De verhoging van de autonome overheidsbestedingen gaat voor de volle 100% naar de productie. Daarna verdienen gezinnen inkomen, stijgt de consumptie, enz..

Een verlaging autonome belastingen gaan naar de gezinnen. Die zullen een deel sparen. Dus het geld dat de overheid beschikbaar stelt gaat niet voor 100% naar de productie. Daarom stijgt de productie minder, zullen gezinnen ook minder nieuw inkomen verdienen, enz…

De verlaging van de autonome belastingen heeft dus een extra spaarlek dat de verhoging van de autonome overheidsbestedingen níet heeft.

e

ΔY = multiplier × ΔOo = 1 12/13 × + 10 = + 19,2 mld. → Ȳ1 = 513,4

B = 0,2Y – 20 = 82,7
O = 110

(B – O) = -27,3 → 5,3% van BBP

f

S = Y – B – C
S = 513,4 – 82,7 – 318,4 = 112,3

particuliere spaarsaldo: (S – I)
112,3 – 85 = 27,3 (spaaroverschot particuliere sector)

overheidssaldo: (B-O)
82,7 – 110 = -27,3 (spaartekort overheidssector)

Het geld dat over is in de particuliere sector wordt geheel gebruikt door de overheidssector. Er is sprake van evenwicht.

g

Ȳ0 = 494,2

Av = 6.177.500
Aa = 6.900.000

U = 722.500 (arbeidsjaren)

h

Output gap = 494,2 – 530 = -35,8 (mld euro)

Dat staat gelijk aan een extra arbeidsvraag van: 447.500 arbeidsjaren

i

ΔOo = +10
ΔY = multiplier × ΔOo = 1 12/13 × + 10 = + 19,2 mld.

ΔB = 0,2 × 19,2 = 3,84 (inverdieneffect)

Totale (netto) kosten stimulering: 10 – 3,84 = 6,16 mld euro
Hetgeen (19,2 mld / 80.000) 240.000 arbeidsjaren extra werkgelegenheid oplevert

Dat heeft dus (€ 6,16 mld / 240.000) € 25.667 gekost per arbeidsjaar.

print