We kunnen het model verder uitbreiden door de arbeidsmarkt erin op te nemen.
In de meest eenvoudige situatie ziet dat er als volgt uit:

De arbeidsmarkt

De arbeidsmarkt bestaat uit de vraag naar- en het aanbod van arbeid.

De vraag naar Arbeid (= werkgelegenheid) wordt bepaald door de omvang van de productie (nationaal inkomen) en de productie per arbeidskracht (arbeidsproductiviteit):

Als er in totaal voor 400 mld (Y) geproduceerd wordt en elke arbeider gemiddeld voor 80.000 produceert, dan zijn er 5 mln. arbeiders nodig.

Het aanbod van Arbeid (= beroepsbevolking) wordt bepaald door factoren die buiten dit model vallen.
Het aanbod van arbeid is dus autonoom (exogeen):

Aa = 6,2 mln In totaal zijn er 6,2 mln. arbeidskrachten die kunnen en willen werken.

De werkloosheid is het verschil tussen vraag en aanbod van arbeid.

U = Aa – Av U = unemployment (werkloosheid)

Oplossen van Arbeidsmarkt

Hierbij bekijken we hoeveel werkloosheid er heerst bij het berekende evenwichtsinkomen (bijvoorbeeld 400 mld).


Aa = 6,2 mln
U = Aa – Av
Av = 5.000.000
Aa = 6.200.000

U = 1.200.000
Er zijn dus 1,2 mln. werklozen.

Model met arbeidsmarkt

Een compleet model van een gesloten economie met de arbeidsmarkt ziet er dan bijvoorbeeld zo uit:

Model

C = 0,75(Y – B) + 20
B = 0,33Y + 0
I = 45
O = 85
EV = C + I + O
Y = EV

Arbeidsmarkt

Av =  
apt = 80.000
Aa = 5 mln
U = Aa – Av

Uitwerking

Y = C + I + O
Y = 0,75(Y-(0,33Y + 0)) + 20 + 45 + 85
Y = 0,75(0,67Y – 0) + 150
Y = 0,5Y + 150
0,5Y = 150
Ȳ = 300

Av = 300 mld / 80.000 = 3.750.000
Aa = 5.000.000
U = (5 – 3,75) 1,25 mln.

Een bestedingsimpuls, een extra autonome besteding, heeft een multiplierwerking.
Dat wil zeggen dat het evenwichtsinkomen (Ȳ) méér stijgt dan het bedrag dat extra wordt uitgegeven.

In onderstaand voorbeeld kiest de overheid voor anti-cyclisch begrotingsbeleid. Om de werkloosheid te beperken verhoogt de overheid haar bestedingen met 10 mld.

Model

C = 0,75(Y – B) + 20
B = 0,33Y + 0
I = 45
O = 85 + 10 = 95
EV = C + I + O
Y = EV

Arbeidsmarkt

Av =  
apt = 80.000
Aa = 5 mln
U = Aa – Av

Uitwerking

Y = C + I + O
Y = 0,75(Y-(0,33Y + 0)) + 20 + 45 + 95
Y = 0,75(0,67Y – 0) + 160
Y = 0,5Y + 160
0,5Y = 160
Ȳ = 320

Dankzij een toename van de autonome overheidsbestedingen met 10, neemt het evenwichtsinkomen met 20 mld. toe.
De multiplier is dus 2, want ΔY = 2 × ΔOo

Dankzij de stijging van het evenwichtsinkomen neemt de vraag naar arbeid met 250.000 toe.

Multiplier in eindvergelijking

Een model kunnen we ook oplossing in symbolen. Het voordeel daarvan is dat het een eindvergelijking oplevert, waarin we eenvoudig de waarden van het model kunnen invullen om het evenwichtsinkomen uit te rekenen.

Model

C = cYb + Co
Yb = Y – B
B = bY + Bo
I = Io
O = Oo
EV = C + I + O
Y = EV

Uitwerking

Y = EV
Y = C + I + O
Y = (cYb + Co) + Io + Oo
Y = cYb + Co + Io+ Oo
Y = c(Y – B) + Co + Io + Oo
Y = c(Y – (bY + Bo)) + Co + Io + Oo
Y = c(Y – bY – Bo)) + Co + Io + Oo
Y = cY – cbY – cBo + Co + Io + Oo
Y – cY + cbY = – cBo + Co + Io+ Oo
(1-c+cb)Y = – cBo + Co + Io+ Oo


In de eindvergelijking kunnen we snel aflezen met welk getal een autonome besteding, zoals Oo, wordt vermenigvuldigd om Y uit te rekenen.

In het voorbeeldmodel was de marginale consumptiequote (c) 0,75 en de marginale belastingquote 0,33.
Dat levert een vermenigvuldigingsgetal op van: 

Een multiplier van 2 betekent dat elke verhoging van een autonome besteding het evenwichtsinkomen met 2× dat bedrag laat veranderen.
Bijvoorbeeld: ΔY = 2 × ΔOo ⇒ ΔY = 2 × +10 = +20

Stimuleren via belasting minder effectief

Wanneer we goed kijken naar de eindvergelijking, dan zien we dat de autonome belastingen (Bo) niet alleen met het standaard multipliergetal (2) vermenigvuldigd worden, maar ook nog een keer met -c (de marginale consumptiequote).
Dat wil zeggen dat: ΔY = 2 × -0,75 × Bo ⇒ ΔY = -1,5 × Bo

De multiplier van de autonome belastingen is dus niet 2, maar -1,5.

  • Negatief
    Als de belastingen stijgen, houden mensen minder geld over. Daardoor nemen de bestedingen (en dus het nationaal inkomen) af.
    Autonome belastingen en Nationaal inkomen hebben dus een negatief verband.

  • Werken indirect
    Kringloopmodel gesloten economieAutonome belastingen hebben geen rechtstreeks effect op de bestedingen. Dat gaat via het besteedbare inkomen van gezinnen en de consumptie ( C = c (Y – B) + Co ) 

    Als gezinnen 10 mld minder belasting hoeven te betalen, gaan ze maar 75% daarvan (c = 0,75) extra consumeren.
    Er lekt dus, nog voordat het geld leidt tot extra productie, al 25% weg naar de besparingen. Dat extra spaarlek maakt de belastingverlaging minder effectief en dus de multiplier kleiner.

Inverdieneffect

Wanneer de overheid 10 mld extra uitgeeft om de economie te stimuleren.

Zal, dankzij de multiplier van 2, het evenwichtsinkomen met 20 mld toenemen.

Omdat over elke extra euro 33% belasting moet worden betaald (marginale belastingquote), nemen de belastinginkomsten met 6,6 mld toe.

Van de 10 mld extra uitgaven verdient de overheid 6,6 mld terug. Dat noemen we het inverdieneffect.
In de praktijk is dit gecombineerde effect véél minder groot en is stimuleren dus niet zo goedkoop als het nu lijkt.

 

print