De kandidaat kan, binnen de contexten van gezinshuishoudingen 3 , bedrijfshuishoudingen en overheidshuishoudingen, analyseren dat ruil niet alleen op één moment in de tijd plaatsvindt, maar ook over de tijd. De prijs die deze intertemporele ruil coördineert is de rente.
E1: Intertemporele ruil
De kandidaat kan in contexten herkennen en toepassen:
E2: Registratie intertemporele ruil
De kandidaat kan in contexten herkennen en toepassen:
3 Omwille van de eenduidigheid worden consumptiehuishoudingen respectievelijk productiehuishoudingen in de specifieke eindtermen aangeduid met de benamingen ‘gezinshoudingen’ respectievelijk ‘bedrijfshuishoudingen’. (Het hedendaags gezin kan samengesteld zijn uit vader, moeder en kinderen, maar een andere samenstelling is ook mogelijk).