Vraag 1
Onderstaande grafiek, gebaseerd op cijfers van het CBS, toont de gemiddelde huurstijgingen in de sociale- en de vrije sector.
De huur in de vrije sector stijgt sneller dan de huur in de sociale sector. Uitzondering daarop is 2015.
a |
Verzin een reden waarom in 2015 de huren in de sociale sector harder stegen dan in de vrije sector. Verklaar je antwoord. |
b |
Bereken hoeveel procent de huren in de vrije sectoren gemiddeld méér stegen dan de huren in de sociale sector. |
Esthel en Mario wonen in een huurwoning in de sociale sector. Zij kwamen daar te wonen direct na hun studententijd.
Inmiddels hebben ze allebei een prima baan, een flink inkomen en een vette spaarrekening.
Toch willen Esthel en Mario lekker blijven wonen waar ze nu wonen. Het bevalt hen prima.
De overheid is van mening dat Esthel en Mario zouden moeten verhuizen. Zij spreken van scheefwonen: mensen met een te hoog inkomen blijven wonen in woningen die bedoeld zijn voor mensen met een laag inkomen.
c |
Geef jouw mening over dit scheefwonen. Noem voor beide kanten van het verhaal tenminste één inhoudelijk argument. |
d |
De verhuurder verhoogt de huur voor Esthel en Mario met 1,5× de normale huurstijging van deze woning. |
e |
Ben jij van mening dat de verhuurder de huur voor scheefwoners méér mag verhogen dan voor de andere huurders? Motiveer je mening. |
Vraag 2
a |
Noem drie factoren die invloed kunnen hebben op de prijsverandering van (bestaande) koopwoningen. Verklaar de invloed van elke factor op de prijsontwikkeling. |
b |
Zet de reeks prijsverandering om in indexcijfers met als basisjaar 2009. |
Jette en Tijmen kopen samen in 2010 een woning in Lekkerkerk voor € 285.000, kosten koper.
De huizenprijzen in die gemeente ontwikkelen zich als het landelijk gemiddelde.
c |
Kopen zij een nieuwbouwhuis of een bestaande woning? Verklaar je antwoord. |
d |
Wat moeten Jette en Tijmen allemaal betalen door de ‘kosten koper’? |
e |
Bereken hoeveel de woning in 2018 waard is. |
Jette en Tijmen hebben vóór de aankoop van de woning lang getwijfeld tussen deze bestaande woning en een nieuwbouwwoning in dezelfde gemeente.
f |
Noem twee redenen om te kiezen voor een nieuwbouwwoning. |
g |
Noem twee redenen om te kiezen voor een bestaande woning. |