Vraag 1

De Pottery maakt terracotta bloempotten.

Het bedrijf heeft 25 arbeidskrachten in de productie, 6 op de administratie, 3 in de verkoop en 1 algemeen directeur in loondienst.

In 2019 zijn de gemiddelde loonkosten per werknemer € 29.000.
In dat jaar zijn er in totaal 800.000 bloempotten geproduceerd.

a

Bereken de gemiddelde arbeidsproductiviteit in 2019.

b

Bereken de loonkosten per bloempot in 2019.

In 2020 stijgt de arbeidsproductiviteit met 3,4%.
Het personeel heeft een salarisstijging gekregen, waardoor de loonkosten per product met 1,5% zijn gestegen.

c

Bereken de hoogte van de loonkosten per werknemer in 2020 (na de salarisstijging).

Vraag 2

In 2020 bedraagt de productie van Pickup 6 mln stuks. Daarbij werd een omzet gehaald van € 18 miljoen.
Bij Pickup werken 50 mensen fulltime en 60 mensen parttime. De gemiddelde parttimer werkt 50%.

Een fulltimer verdient gemiddeld € 26.000 bruto per jaar.
De parttimer krijgt salaris naar rato. 
Bovenop het brutoloon moet de onderneming nog 20% sociale premies betalen.

a

Bereken de hoogte van de arbeidsproductiviteit per persoon in hoeveelheden bij Pickup.

b

Bereken de hoogte van de arbeidsproductiviteit per arbeidsjaar in hoeveelheden bij Pickup.

c

Bereken de loonkosten per product.

Door invoering van nieuwe machines stijgt de arbeidsproductiviteit per arbeidsjaar met 10%.
In dezelfde periode stijgt de productie met 4,5%. Het overtollige personeel wordt ontslagen, te beginnen met de parttimers.

d

Bereken het aantal mensen dat ontslagen wordt.

De werknemers zijn van mening dat door de gestegen arbeidsproductiviteit de lonen ook moeten stijgen. Zij eisen daarom een (bruto)loonstijging van 5% en dreigen met staken als hun eisen niet ingewilligd worden. De werkgever gaat na lang onderhandelen akkoord met een loonstijging van 5%.

e

Bereken met hoeveel procent de loonkosten per werknemer zullen stijgen.

f

Bereken met hoeveel procent de loonkosten per product zijn veranderd.

Vraag 1

a

Met 35 arbeidskrachten worden 800.000 bloempotten per jaar geproduceerd.
Dat is een gemiddelde arbeidsproductiviteit van (800.000 / 35) 22.857.

b

De totale loonkosten bedragen (35 × 29.000) € ‭1.015.000‬
Verdeeld over 800.000 bloempotten (‭1.015.000‬ / 800.000) € 1,27 per product.

c

Twee mogelijke antwoorden:

  • Loonkosten per product = € 1,27 × 1,015 = € 1,289
    Productie per persoon = 22.857 × 1,034 = 23.634
    Loonkosten per persoon = 23.634 × 1,289 = € 30.464
  • Loonkosten per persoon = loonkosten per product × arbeidsproductiviteit
    Loonkosten per persoon = 1,015 × 1,034 = 1,0495
    In euro’s = € 29.000 × 1,0495 = € 30.436
Het verschil zit in de afronding van alle getallen.

Vraag 2

a

Er werken 110 personen die in totaal 6 mln. stuks produceren.
Dat is een arbeidsproductiviteit per persoon van (6 mln / 110) 54.545 stuks.

b

De werkgelegenheid in arbeidsjaren is (50 + 0,5×60) 80.
Er worden 6 mln. producten gemaakt.

De arbeidsproductiviteit per arbeidsjaar is (6 mln/ 80) 75.000 stuks.

c

Omdat de parttimer in verhouding hetzelfde salaris verdienen, kan de berekening gedaan worden met arbeidsjaren.
Het totale brutoloon (26.000 × 80) €  2.080.000
moet verdeeld worden over de productie van 6 mln. stuks.

De loonkosten per product zijn (2.080.000 / 6 mln) € 0,35

d

De arbeidsproductiviteit per arbeidsjaar wordt (75.000 × 1,1) 82.500 stuks
De totale productie wordt (6 mln × 1,045) 6.270.000

Er zijn voor deze productie (6.270.000 / 82.500) 76 arbeidsjaren.

Er kunnen dus ((80 -76)×2) 8 parttimers ontslagen worden.

e

De loonkosten stijgen met 5%. Voorbeeld berekening kan zijn:

  • Loonkosten waren (26.000 × 1,2) € 31.200
    Loon wordt (26.000 × 1,05) € 27.300 → loonkosten worden dan (27.300 × 1,2) €  32.760

    Dat is een procentuele stijging van 5%.

  • Of in indexcijfers:
    Loonkosten waren (100×1,2) 120
    Loonkosten worden (100×1,05×1,2) 126

    Dat is een procentuele stijging van 5%.

f

De totale loonkosten zijn nu (32.760 × 76) € 2.489.760
De totale productie is nu 6.270.000 stuks

De loonkosten per product zijn daardoor (2.489.760 / 6.270.000) € 0,40
De loonkosten per product waren € 0,35
Ze zijn dus gestegen met  14%[hier kunnen grote verschillen ontstaan in het eindantwoord door afrondingen!]

print