Vraag 1

a

Leg uit wat er gebeurt met de prijs van appels wanneer door gunstige weersomstandigheden de oogst hoger uitvalt dan normaal.
Ondersteun je verhaal met een schets van een marktmodel.

b

Leg uit wat er gebeurt met de prijs van varkensvlees wanneer de overheid boeren betaalt om te stoppen met hun bedrijf (om de milieuschade te beperken).
Ondersteun je verhaal met een schets van een marktmodel.

c

Leg uit wat er gebeurt met de prijs van (internationale) treinkaartjes wanneer consumenten uit milieubewustzijn steeds minder vliegen en steeds vaker de trein kiezen.
Ondersteun je verhaal met een schets van een marktmodel.

d

Leg uit wat er gebeurt met de prijs van steenkool wanneer steeds meer landen hun kolencentrales vervangen door windmolenparken.
Ondersteun je verhaal met een schets van een marktmodel.

Vraag 2

Product Y wordt geproduceerd op een markt van volkomen concurrentie. Deze markt wordt beschreven met behulp van onderstaand marktmodel:

Qv = -200P + 1.000
Qa = 500P – 250

waarbij:
Q = hoeveelheid in mln. stuks
P = prijs in euro’s

a

Teken de marktsituatie.

b

Bereken het consumentensurplus én het producentensurplus.

Het product blijkt slecht voor de volksgezondheid.
Daarom legt de overheid de producenten accijns op van € 2 per product. Hierdoor stijgen de (variabele) productiekosten van de bedrijven.

c

Welke aanbodlijn hoort bij bovenstaande ingreep van de overheid? Verklaar je antwoord.

  1. Qa = 500P – 1.250
  2. Qa = 300P – 250
  3. Qa = 500P – 50
  4. Qa = 700P – 250
d

Bereken met hoeveel procent de prijs verandert door dit overheidsingrijpen.

e

Bereken hoeveel het consumentensurplus verandert door het overheidsingrijpen.

Vraag 1

a

Dankzij goede weer worden (onafhankelijk van de prijs) meer appels aangeboden. De evenwichtsprijs daalt dan.

b

Omdat er minder boeren zijn die varkens fokken zal het aanbod van varkensvlees (onafhankelijk van de prijs) dalen. De evenwichtsprijs zal dan stijgen.

c

Consumenten kiezen uit milieubewustzijn vaker voor de trein. Onafhankelijk van de prijs zal de vraag stijgen. De evenwichtsprijs stijgt.

d

Omdat steeds minder energie wordt opgewekt met kolen, zal de vraag naar kolen (onafhankelijk van de prijs) dalen. Hierdoor daalt de evenwichtsprijs.

Vraag 2

a
b

Bereken eerst de evenwichtssituatie:

Qa = Qv 
500P – 250 = -200P + 1.000
700P = 1.250
P = 1,79 (euro)

Qv = -200P + 1.000
Qv = -200×1,79 + 1.000
Q = 642 (miljoen stuks)

Consumentensurplus = ½ × basis × hoogte
½ × 642 mln. stuks × (€ 5 – € 1,79) ≈ € 1,03 mld.

c

De producenten krijgen meer kosten, dus willen product pas verkopen als ze een hoger bedrag krijgen. ⇒ aanbodlijn evenwijdig naar boven.
OF: Door de gestegen kosten zijn (onafhankelijk van de prijs) minder bedrijven bereid het product te verkopen. ⇒ aanbodlijn evenwijdig naar links.

Dat betekent: A

d

De nieuwe evenwichtsprijs wordt:

Qa = Qv 
500P – 1.250 = -200P + 1.000
700P = 2.250
P = 3,21 (euro)

e

Zie afbeelding bij antwoord d.

Nieuwe consumentensurplus = ½ × basis × hoogte
½ × 358 mln. stuks × (€ 5 – € 3,21) ≈ € 320,4 mln.

Oude consumentensurplus = € 1,03 mld. (antwoord b)

Een verschil van € 710 mln.

print