Vraag 1
Mark maakt een werkstuk voor het vak economie over de koopkrachtontwikkeling in Nederland.
Hij vindt de volgende grafiek op internet. De staafjes geven de procentuele verandering weer ten opzichte van het vorige jaar.
a |
In welk jaar / welke jaren zijn de prijzen (gemiddeld) gedaald? Verklaar je antwoord. |
b |
In welk jaar / welke jaren is de koopkracht niet gestegen? Verklaar je antwoord. |
c |
Bereken de verandering van de koopkracht in 2017 en in 2018. |
Vraag 2
Ellis verdiende in 2018 een brutoloon van € 65.000.
In 2019 heeft zij promotie gekregen. Zij ging daardoor € 69.500 verdienen.
De inflatie in die periode bedroeg 1,75%.
a |
Met hoeveel procent is het nominale inkomen van Ellis gestegen in een jaar? |
b |
Met hoeveel procent is het reële inkomen van Ellis gestegen in een jaar? |
c |
Leg uit dat de welvaart in enge zin voor Ellis is gestegen, maar dat het mogelijk is dat de welvaart in ruime zin niet gestegen is. |
Vraag 3
Gegeven is onderstaande tabel over de gemiddelde loonontwikkeling in een land:
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|
Nominale inkomen indexcijfer |
100 | 101,2 | 104,1 | 105,3 | ..d.. |
Prijsindexcijfer |
100 | 99,4 | 101,8 | ..c.. | 103,7 |
Reële inkomen indexcijfer |
100 | ..a.. | ..b… | 103,0 | 104,8 |
Bereken de ontbrekende indexcijfers (a) t/m (d) |
|
e |
Het reële indexcijfer voor 2018 is 103,0. Beschrijf wat de betekenis is van dit getal. |