Vraag 1

Voor Nederland is de export erg belangrijk. Het zorgt in Nederland voor veel inkomen en werkgelegenheid.
In onderstaande tabel staan de gegevens van de Nederlandse export:

Jaar Export
in mln. euro’s
Export
in indexcijfer
2003 100
2005 281.097
2007 344.311
2009 132,1
2011 174,8
2013 433.106
2015 418.982
2017 445.039 190,1
a

Met hoeveel procent is de export tussen 2011 en 2009 toegenomen? Afronden op één decimaal.

b

Bereken de omvang van de export in miljoenen euro’s in het basisjaar.

c

Bereken alle ontbrekende cijfers. Afronden zoals de andere getallen in de kolom.

Vraag 2

Huizenprijzen stijgen niet altijd.
In 2011 was er een bankencrisis. Die zorgde voor dalende huizenprijzen.

In onderstaande tabel staat hoe de huizenprijzen op en neer gingen:

Jaar Verkoopprijzen koopwoningen
indexcijfer, basisjaar 2010
Verkoopprijzen koopwoningen
verandering ten opzichte van vorige jaar
2010 100 nvt
2011 97,6 -2,40%
2012 91,3  
2013 85,3  
2014 86,1 +0,94%
2015 88,5  
2016 93,0  
2017 100,4 +7,96%
a

Bereken de ontbrekende veranderingen in de laatste regel van de tabel. Afronden op twee decimalen.

b

Bereken hoeveel procent de huizenprijzen veranderden in de periode 2010-2013.

c

Bereken hoeveel procent de huizenprijzen veranderden in de periode 2013-2016. Afronden op twee decimalen.

d

Erik kocht zijn woning in 2012 voor € 289.500.
Hoeveel is de woning in 2017 waard volgens deze tabel? Afronden op hele euro’s.

Vraag 1

a

+ 32,3%

b

€ 445.039 mln : 190,1 × 100 = € 234.108 mln.

c
Jaar Export
in mln. euro’s
Export
in indexcijfer
2003 234.108 100
2005 281.097 120,1
2007 344.311 147,1
2009 234.108 : 100 × 132,1 = 309.257 132,1
2011 234.108 : 100 × 174,8 = 409.221 174,8
2013 433.106 185,0
2015 418.982 179,0
2017 445.039 190,1

Vraag 2

a

2012-6,45%

2013-6,57%

2015+2,79%

2016+5,08%

b

Indexcijfer geeft de verandering ten opzichte van het basisjaar (2010).
In dit geval hoeven we dus niet extra te rekenen: 100 → 85,3 = -14,7%

c

+9,03%

d

€ 289.500 : 91,3 × 100,4 = € 318.355

print